|
|
|
|
|
I T |
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311) tavola principale, tempera e oro su tavola,
dal Duomo di Siena, Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena [1]
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Duccio di Buoninsegna, Maestà in de kathedraal van Siena (1308-1311)
|
|
|
|
|
|
De Maestà del Duomo di Siena was het altaarstuk van de kathedraal van Siena, geschilderd tussen 1308 en 1311 door Duccio di Buoninsegna, een van de grondleggers van de Sienese school. Het is het meesterwerk van de kunstenaar en een van de belangrijkste schilderijen van de Italiaanse pre-Renaissance kunst. Het werk, dat nu bekend staat als de Maestà del Duomo, paste binnen een programma van kunstopdrachten ter ere van de Madonna dat een paar jaar eerder was begonnen met Duccio's glas-in-loodraam in de apsis en dat later zou worden afgesloten met de uitvoering van vier andere altaarstukken gewijd aan Maria, door Simone Martini, de twee gebroeders Lorenzetti en Bartolomeo Bulgarini.
In drie jaar intensief werken, praktisch zonder hulp van de werkplaats, produceerde Duccio 32 grote figuren, 10 halve figuren en bijna 80 verhalende panelen, waarbij hij een complexe iconografie organiseerde waaraan de Dominicaan Ruggero da Casole, bisschop van Siena, mogelijk heeft meegewerkt.
Het grootste deel van het veelluik bevindt zich nu in Siena, in het Museo dell'Opera del Duomo. Vele kleinere panelen werden na de ontmanteling en verzaging van het altaarstuk verspreid over talrijke collecties en musea.
Een kleine geschiedenis
De Maestà is niet alleen uitzonderlijk vanwege zijn schoonheid, zijn symbolische en poëtische betekenis en zijn omvang, het is ook een uitzonderlijk veelluik door de plaats die het inneemt in de geschiedenis en in de collectieve geheugen van de stad Siena. Door de ruimtelijke positie onder de koepel aan de kruising van het transept, was het enorme altaarstuk goed zichtbaar vanuit alle hoeken, zowel voor de geestelijken als voor de gelovigen.
Siena was de eerste stad waar op grote schaal monumentale altaarstukken werden besteld, niet alleen voor ordekerken, maar ook voor de kapellen in het stadhuis. Siena was de enige stad waar de kathedraal vol altaarstukken kwam te staan [2]. Op 9 oktober 1308 gaf de Opera del Duomo van Siena Duccio di Buoninsegna de opdracht om het altaarstuk te maken voor het hoofdaltaar van de kathedraal, een altaarstuk dat nu bekend staat als de Maestà.[2] Het contract wordt bewaard in het Staatsarchief van Siena, waar je de details kunt lezen van wat tot dan toe de belangrijkste opdracht was die ooit voor een kunstwerk gegeven was.
Vroeger duidde de term maestà op de afbeelding van de tronende Christus (Maiestas Domini), maar in de 13e eeuw had de intensivering van de mariadevotie in Siena ook de Madonna met kind een gepaste koninklijke troon gegeven.
De betekenis en functie van de Maestà als symbool van de stadstaat Siena is alleen te begrijpen vanuit de context van een overkoepelende burgerlijke overheid die de instellingen van seculiere en reguliere geestelijken ging domineren. De iconografie werd bepaald door een unieke combinatie van stedelijk-juridische opvattingen, ontleend aan oudere, vooral vorstelijke en pauselijke gewoonten, en een iconografische traditie rond de Majestas Domini. In het begrip en het beeld majestas werd een idee van soevereiniteit tot uitdrukking gebracht, hetzij toegepast op de heerschappij van een vorst of paus, hetzij op Christus. Deze opvattingen over heerschappij werden zichtbaar gemaakt door een frontale pose, een troon, een podium, een baldakijn en een reeks heerserssymbolen, veelal aangeduid als insignia of regalia. De specifieke inbreng van de burgers van Siena was dat zij de politiek-theologische traditie, die ver verwijderd was van de cultuur van een stadsrepubliek, zo omvormden dat deze wel te gebruiken was voor het visualiseren van de soevereiniteit van een stadsrepubliek. Onder het regime van de Nove werd een specifiek Sienese Maria-iconografie ontwikkeld: een tronende Maria in majesteit, ‘heerseres, beschermvrouwe en pleitbezorgster’ van de comune, omgeven door een viertal, als kwartet alleen in Siena vereerde heiligen. Op die manier werd Maria zowel in de kathedraal als in het stadhuis afgebeeld en werd zij het symbool voor de integratie van kerk en staat.[6]
|
|
Duccio di Buoninsegna, Maestà (1308-1311),
detail van de Madonna in maestà, Siena, Museo dell'Opera della Metropolitana [7]
|
Duccio's werk verving de Madonna dagli occhi grossi (1215 ca.) van de Maestro di Tressa. De Madonna met de grote ogen was een icoon van de Maagd Maria dat de Sienezen bijzonder nauw aan het hart lag omdat het verbonden was met de overwinning in de Slag bij Montaperti (1260). Met dit grandioze nieuwe altaarstuk van Duccio wilden ze nog meer eer bewijzen aan hun patroonheilige Maria, aan wie ook de kathedraal zelf was gewijd. Op 9 juni 1311 werd het altaarstuk in de kathedraal geplaatst, met een plechtige processie die werd bijgewoond door de hoogste autoriteiten van de stad, zowel religieus als burgerlijk, en die begon in het atelier van de schilder en eindigde in de kathedraal. Een getuige schreef:
«Ed il giorno che (la Maestà) fu portata nella cattedrale, tutte le botteghe rimasero chiuse e il vescovo guidò una lunga fila di preti e monaci in solenne processione. Erano accompagnati dagli ufficiali del comune e da tutta la gente; tutti i cittadini importanti di Siena circondavano la pala con i ceri nelle mani, e le donne e i bambini li seguivano umilmente. Accompagnarono la pala tra i suoni delle campane attraverso la Piazza del Campo fino all'interno della cattedrale con profondo rispetto per la preziosa pala. I poveri ricevettero molte elemosine e noi pregammo la Santa Madre di Dio, nostra patrona, affinché nella sua infinita misericordia preservasse la nostra città di Siena dalle sfortune, dai traditori e dai nemici.»[4]
Zo beschrijft een kroniek uit die tijd de grote processie waarin het paneel met de afbeelding van de Madonna in maestà met de Storie della Vergine, bekend als 'La Maestà', vertrok vanaf de Porta Stalloreggi en zijn intrede deed in de kathedraal. Deze getuigenis getuigt van de grote civiele en religieuze waarde die de inwoners van Siena in die jaren aan dit meesterwerk hechtten: met Duccio's werk wilde Siena zijn eigen grootsheid bevestigen.
De Maestà bleef boven het hoofdaltaar hangen tot in 1505, toen het voor herstelling werd opgesteld naast het altaar van Sint-Sebastiaan. Op 1 augustus 1771[3] werd het paneel overgebracht naar de Chiesa delle Carceri di Sant'Asano in Castelvecchio, een van de oudste buurten van Siena, om daar ontmanteld en verzaagd te worden. Het majestueuze werk werd in zeven verticale stukken verzaagd overeenkomstig de breedte van de taferelen op de achterzijde.[3] Blijkbaar had men maar weinig oog voor de schade die men toebracht aan de voorzijde. Daarna werden de zeven deelpanelen in de dikte doormidden gezaagd om voor- en achterzijde van elkaar te scheiden. De zeven secties van de voorzijde werden dan opnieuw samengevoegd tot één paneel. Ook de panelen met de achterzijde werden weer samengevoegd. De weer samengevoegde voorzijde werd boven het altaar van de heilige Ansano gehangen in de Cappella di Sant'Ansano, de achterzijde in de cappella del Santissimo Sacramento.[3]
|
|
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), John White, ricostruzione virtuale del lato anteriore della Maestà
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), John White, ricostruzione virtuale del lato posteriore della Maestà
|
De panelen van de predella en van de bekroning van het origineel werden na het verzagen niet weer samengevoegd, maar werden verspreid opgehangen in de sacristie.[3] Verschillende paneeltjes gingen later verloren.
Op 16 juni 1874 vond de verhuizing plaats van het grote achterpaneel met scènes uit de Passie van Christus. Het werk verhuisde dan van de kathedraal naar het Museo dell'Opera. Op dat moment werden ook de eerste foto's genomen van de Maestà [8].
De pinakelpaneeltjes bevinden zich vandaag ook allemaal in de Opera del Duomo, net als delen van de predella, maar andere delen van de predella en sommige engeltjes uit de kroon bevinden zich in verschillende musea verspreid over de hele wereld. [5]
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311) Il lato delle Storie della Passione, tempera e oro su tavola,
dal Duomo di Siena, Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena
|
De voorzijde van de Maestà met de Storie della vita della Vergine
Dit is een groot paneel (425 x 212 cm) met twee kanten, hoewel het vandaag de dag is ingesneden in de dikte volgens de twijfelachtige interventie van 1711 die niet naliet om enige schade aan te richten. De voorzijde van de Maestà is gewijd aan leven en dood van Maria. Deze hoofdzijde, die oorspronkelijk naar de gelovigen was gericht, is beschilderd met een monumentale tronende Madonna en Kind, omringd door een menigte heiligen en engelen op een gouden achtergrond.
De troon is afgebeeld als een monumentale stadspoort, en isoleert Maria van de engelen en heiligen. Haar hoofd is licht gebogen, waardig en tegelijk erg menselijk, en ze kijkt de toeschouwer indringend aan.
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311) (Particolari della Madonna col Bambino in trono,
Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena [1]
|
Op de voorgrond kunnen we in de knielend figuren de vier beschermheiligen van Siena herkennen (links de heilige Ansanus en de heilige Savinus, rechts de heilige Crescentius en de heilige Victor).
Links van de troon zien we staand Catharina van Alexandrië, de apostel Paulus en de evangelist Johannes met tien engelen, terwijl aan de rechterzijde symmetrisch Johannes de Doper, de apostel Petrus en Agnes, en opnieuw tien engelen afgebeeld zijn. De acht namen van de heiligen staan onderaan op de lijst.
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), particolari della tavola principale - inginocchiati (da sinistra): San Crescenzio e San Vittore, Patroni di Siena - in piedi (da sinistra): San Giovanni Battista, San Pietro e Sant'Agnese, Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena [1] |
|
|
Duccio di Buoninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), dettaglio del trono raffigurato come una porta monumentale della città, Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena [1]
|
Het gebruik van goud als kostbare aanvulling op de verheerlijking van Maria is essentieel. De achtergrond, de aureolen, de gewaden van het Kind, van Catharina, Savino en Agnes, de troon die afgebeeld is als een monumentale stadspoort, het kleed dat de achterkant van de troon bedekt en het cosmateske inlegwerk van de troon verblinden de toeschouwer met hun schitterende afwerking. De stof van de kledingstukken en het achterdoek zijn geborduurd met een doorlopend klein gouden patroon dat het een levensecht en elegant effect geeft.
|
|
Duccio di Buoninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), Particolare dell Bambino, che indossa una veste trasparentissima e un manto rosa ricamato e bordato d'oro, Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena [4]
|
|
|
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), particolare della tavola principale - genoflessi (da sinistra): Sant'Ansano e San Savino, Patroni di Siena - in piedi (da sinistra): Santa Caterina d'Alessandria, San Paolo e San Giovanni Evangelista, Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena [1]
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), particolare della tavola principale - genoflessi (da sinistra): San Crescenzio e San Vittore, Patroni di Siena - in piedi (da sinistra): San Giovanni Battista, San Pietro e Sant'Agnese, Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena [1]
|
Links van de troon zien we staand Catharina van Alexandrië, de apostel Paulus en de evangelist Johannes, op de voorgrond kunnen we in de knielend figuren beschermheiligen van Siena herkennen, de heilige Ansanus en de heilige Savinus. Rondom hen staan in een strakke symmetrie een koor van gevleugelde engelen opgesteld.
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), particolare della tavola principale - genoflessi (da sinistra): Sant'Ansano e San Savino, patroni di Siena; in piedi (da sinistra): Santa Caterina d'Alessandria, San Paolo e San Giovanni Evangelista, Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena
|
De apostelen
Daarboven, in boogvormige paneeltjes waarvan de lijst verloren is gegaan, staan tegen een gouden achtergrond de apostelen afgebeeld met hun afgekorte namen . Weer van links zijn dat Thaddeus, Simon, Filippus, Jakobus de Grote, Andreas (linkerzijde), Matteüs, Jakobus de Mindere, Bartholomeüs, Thomas en Matthias (rechterzijde).
|
|
|
|
|
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311) particolare della tavola principale - da sinistra: Taddeo, Simone, Filippo, Giacomo maggiore, Andrea [1]
|
|
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), particolare della tavola principale - da sinistra: Matteo, Giacomo minore, Bartolomeo, Tommaso, Mattia [1]
|
De predella, storie dell'infanzia di Cristo
De predella aan deze kant presenteerde enkele verhalen uit de kindertijd van Christus, waarin Maria de hoofdpersoon is, afgewisseld met figuren van profeten (Jesaja, Ezechiël, Salomo, Maleachi, Jeremia, Hosea). Dit zijn de zeven kleine panelen met verhalende scenes die bewaard zijn gebleven:
Annunciatie (Annunciazione) (Londra, National Gallery);
Geboorte (Natività) (Washington, National Gallery of Art);
Adorazione dei Magi (Siena, Museo dell'Opera del Duomo);
Presentazione al tempio (Siena, Museo dell'Opera del Duomo);
Strage degli innocenti (Siena, Museo dell'Opera del Duomo);
Sogno di Giuseppe en Fuga in Egitto (Siena, Museo dell'Opera del Duomo);
Disputa con i dottori del tempio (Siena, Museo dell'Opera del Duomo).
De predella
|
|
|
|
|
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, L’annunciazione (Londra, National Gallery)
|
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Isaia |
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Natività, (National Gallery of Art, Washington)
|
|
|
|
|
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Ezechiele |
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Adorazione dei Magi (Siena, Museo dell'Opera del Duomo)
|
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Salomone |
|
|
|
|
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Presentazione al tempio (Siena, Museo dell'Opera del Duomo |
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Malachia |
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Strage degli innocenti (Siena, Museo dell'Opera del Duomo)
|
|
|
|
|
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Geremia |
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Sogno di Giuseppe e fuga in Egitto
|
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Osea |
|
|
|
|
|
|
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Disputa di Gesù fanciullo con i dottori
|
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (particolari della predella) (1308-1311), tempera e oro su tavola, dal Duomo di Siena, Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena [0]
|
In de kroonlijst stonden enkele Storie della Vergine dopo la morte di Cristo (Verhalen van de Maagd na de Dood van Christus), die op een na allemaal bewaard zijn gebleven in Siena.
Il ciclo delle Storie della Vergine post Resurrectionem
Annuncio della morte alla Vergine;
Congedo di Maria da Giovanni;
Congedo dagli apostoli;
Dormitio Virginis;
Funerali di Maria;
Sepoltura di Maria;
Incoronazione della Vergine (Budapest, Szépm?veszéti Múzeum).
Il coronamento
|
|
|
|
|
|
Duccio di Buoninsegna (1260 ca.-1318), Maestà (cimasa), Apparizione agli apostoli a porte chiuse, Museo dell’Opera Metropolitana, Siena
|
|
Incredulità di Tommaso
|
|
Duccio di Buoninsegna (1260 ca.-1318), Maestà, Apparizione sul lago di Tiberiade, Museo dell'Opera Metropolitana, Siena
|
|
|
|
|
|
Apparizione sul monte di Galilea
|
|
Apparizione alla cena degli apostoli
|
|
Pentecoste
|
|
A parte gli angeli, Duccio si sforzò di caratterizzare individualmente le fisionomie, raggiungendo il vertice nei volti delle divinità. La Madonna è seduta su un ampio e sfarzoso trono, che accenna ad una spazialità tridimensionale secondo le novità già praticate da Cimabue, ed è dipinta con una cromia morbida, che dà naturalezza al dolce incarnato. Anche il bambino esprime una profonda tenerezza, ma il suo corpo non sembra generare peso e le mani di Maria che lo reggono sono piuttosto innaturali. Sul basso gradino alla base del trono, vi è in latino l'invocazione/dedica dell'artista alla Madonna:
Afgezien van de engelen probeerde Duccio de fysionomieën individueel te karakteriseren, met als hoogtepunt de gezichten van de godheden. De Madonna zit op een grote en weelderige troon, wat duidt op een driedimensionale ruimtelijkheid in overeenstemming met de innovaties die Cimabue al toepaste, en is geschilderd in een zachte kleur die de zoete teint natuurlijk maakt. Het kind drukt ook diepe tederheid uit, maar zijn lichaam lijkt geen gewicht te genereren en Maria's handen die hem vasthouden zijn nogal onnatuurlijk.
Op de lage trede aan de voet van de troon staat in het Latijn de aanroeping/gelofte van de kunstenaar aan de Madonna:
MATER S(AN)CTA DEI / SIS CAUSA SENIS REQUIEI SIS DUCIO VITA TE QUIA / PINXIT ITA
(Madre Santa di Dio, sii motivo di pace per Siena, sii Vita per Duccio perché ti ha dipinta così).
(Heilige Moeder van God, wees de oorzaak van vrede voor Siena, wees leven voor Duccio, want hij heeft u zo geschilderd).
Il lato delle Storie della Passione
|
Dat Duccio geen gewoon bescheiden man was mag blijken uit de voetnoot die hij aanbracht op de lage trede aan de voet van de troon Madonna. Die luidt "MATER S(AN)C(T)A DEI SIS CAUSA SENIS REQUIEI SIS DUCIO VITA TE QUIA PINXIT ITA", wat kan vertaald worden als "Heilige Moeder Gods geef vrede aan Siena en geef een lang leven aan Duccio die u op deze wijze schilderde".
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), particolare della firma di Duccio alla base della Maestà, Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena [18]
|
Het was in die tijd geen gewoonte dat een schilder zijn werk signeerde en zeker niet op een dergelijk opvallende plaats en met een dergelijke tekst. Normalerwijze zou hij zich beperkt hebben tot "Hoc opus fecit Duccio" of "Duccio me fecit" ergens in het kader van het werk. Dat Duccio het zich kon veroorloven om zijn werk op een dergelijke manier te signeren, en daar waarschijnlijk ook expliciet de toestemming voor kreeg, getuigt van het aanzien dat hij genoten moet hebben in Siena.
|
|
|
|
|
Prima della Maestà, erano state realizzate per l’altare maggiore del Duomo la Madonna con Bambino – detta Madonna dell’Opera o Madonna dagli occhi grossi (1215 ca.) – del Maestro di Tressa, e – circa sessant’anni dopo – il cosiddetto Dossale di Badia Ardenga (1270-1280 ca.) di Guido da Siena, entrambi oggi pesantemente modificati rispetto al loro assetto originario. Questi modelli non furono ignorati da Duccio: è sulla scia delle innovazioni di Guido che l’artista poté trarre la grandiosa concezione per la sua pala. Ideata per raccogliere le funzioni cultuali dei cicli pittorici narrativi della demolenda chiesa inferiore, la Maestà di Duccio fu in grado di unire alla ricchezza strutturale e iconografica del polittico gotico, la compattezza e la coerenza del dossale orizzontale [4].
Vóór de Maestà werden de Madonna met kind - bekend als de Madonna dell'Opera of Madonna dagli occhi grossi (ca. 1215) - van de Maestro di Tressa en - zo'n zestig jaar later - de zogenaamde Dossale di Badia Ardenga (ca. 1270-1280) van Guido da Siena, die beide sterk zijn gewijzigd ten opzichte van hun oorspronkelijke instellingen, gemaakt voor het hoofdaltaar van de Duomo. Deze modellen werden niet genegeerd door Duccio: het was in het kielzog van Guido's innovaties dat de kunstenaar de grandioze conceptie voor zijn altaarstuk tekende. Ontworpen om de cultische functies van de verhalende picturale cycli van de gesloopte lagere kerk te verzamelen, was Duccio's Maestà in staat om de structurele en iconografische rijkdom van de gotische polyptiek te combineren met de compactheid en samenhang van het horizontale dossale altaarstuk.
|
Siena Opera della Metropolitana
OPA Siena Opera della Metropolitana
Piazza Duomo, 8 - 53100 Siena
TEL.: +39 0577 283048
operaduomo@operaduomo.siena.it
https://operaduomo.siena.it
|
Bibliografia
Stefano Zuffi, Il Quattrocento, Electa, Milano 2004. ISBN 8837023154
Cesare Brandi, Il restauro della "Maesta" di Duccio, a cura del Ministero della Pubblica Istruzione, Istituto Centrale del Restauro. Istituto Poligrafico dello Stato, Roma 1959
Pier Paolo Donati, La Maesta di Duccio, (Forma e colore; 42), Sansoni, Firenze 1965
Enzo Carli, La Maesta di Duccio, IFI, Firenze 1982
Luciano Bellosi, Duccio. La Maestà, Milano 1998
Pierluigi De Vecchi ed Elda Cerchiari, I tempi dell'arte, volume 1, Bompiani, Milano 1999.
Enzo Carli, La Pittura Senese del Trecento, Electa, 1981
|
|
Enzo Carli, La Pittura Senese del Trecento, Electa, 1981
|
[1] Foto di Steven Zucker,, licenziata sotto una licenza Attribution-NonCommercial-ShareAlike 2.0 Generic
- Creative Commons, Some rights reserved.
[2] Het contract dat de Opera aan Duccio had voorgelegd was behoorlijk bindend: de betaling was voorzien als een salaris en niet als een weerspiegeling van de waarde van het werk, de materialen zouden rechtstreeks door de fabriek worden betaald en de schilder kon geen andere verplichtingen aangaan tot de uiteindelijke levering van het altaarstuk. Dit waren gebruikelijke eisen voor contracten met kunstenaars, maar hier hoor je de echo van de meningsverschillen met Giovanni Pisano, de grootste beeldhouwer van die tijd, die slechts tien jaar eerder plotseling de bouwplaats van de façade had verlaten vanwege vermeende vertragingen en wanbetalingen. Beter om zichzelf te beschermen, want ze stonden op het punt om het kloppende hart van de kathedraal en de stad gestalte te geven.
Het contract tussen de kerkmeester en de schilder werd op 9 oktober 1308 gesloten en betrof ‘een zeker paneel om op het hoofdaltaar te zetten’.73 Duccio verplichtte zich ertoe ‘om voortdurend aan voornoemd paneel te werken op de tijden dat hij in staat was eraan te werken, en geen ander werk aan te nemen en te ontvangen’. Overeengekomen werd een dagloon voor arbeid en een boete voor beide partijen bij contractbreuk. [Kempers, Bram, Kunst, macht en mecenaat: het beroep van schilder in sociale verhoudingen 1250 - 1600, 1987, pp. 127-128].
[3] Frederick A. Cooper, A Reconstruction of Duccio's Maestà, The Art Bulletin, Vol. 47, No. 2 (Jun., 1965), pp. 155-171, pp. 155-157.
[4] 'En op de dag dat (de Majesteit) in de kathedraal werd gebracht, bleven alle winkels gesloten en leidde de bisschop een lange rij priesters en monniken in plechtige processie. Ze werden vergezeld door de ambtenaren van de gemeente en alle mensen; alle belangrijke burgers van Siena omringden het altaarstuk met kaarsen in hun handen, en de vrouwen en kinderen volgden hen nederig. Ze begeleidden het altaarstuk tussen het geluid van klokken door over het Piazza del Campo naar de binnenkant van de kathedraal met diep respect voor het kostbare altaarstuk. De armen ontvingen veel aalmoezen en we baden tot de Heilige Moeder van God, onze beschermheilige, dat zij in haar oneindige barmhartigheid onze stad Siena zou behoeden voor ongeluk, verraders en vijanden'
[5] Gianluigi Simone, 'Panis vivus de coelo descendens'_l'altare maggiore del Duomo di Siena dalla Maestà di Duccio al tabernacolo del Vecchietta |/www.academia.edu
We weten, vooral dankzij het profiel van het bovenste deel van de Maestà dat zichtbaar is op een biccherna-tablet (Auteur onbekend, De vereniging van de Klassen en het aanbieden van de sleutels van de stad aan de Maagd) dat de pinakels van het altaarstuk puntig of gekruist waren.
[6] Ontleend aan Simone Martini, Maestà del Palazzo Pubblico di Siena | www.travelingintuscany.com [Kempers, Bram, Kunst, macht en mecenaat: het beroep van schilder in sociale verhoudingen 1250 - 1600, 1987, pp. 159-160. ]. Simone Martini's stadhuisfresco van de Maestà was een getrouwe kopie van Duccio's Maestà in de dom. De overeenkomst werd aangescherpt doordat de boven het hoofdaltaar aangebrachte baldakijn in de raadzaal werd geschilderd boven Maria's troon die naar vorm veel gemeen heeft met de opbouw van een gotisch polyptiek.
[7] Foto di © José Luiz Bernardes Ribeiro, licenziato in base ai termini della licenza Creative Commons Attribuzione-Condividi allo stesso modo 4.0 Internazionale.
[8] De eerste fotografische campagne van de Maestà di Duccio, uitgevoerd door Paolo Lombardi en gevolgd door Charles Fairfax Murray, misschien op aandringen van John Ruskin, vond plaats tijdens de verhuizing van het grote achterpaneel met scènes uit de Passie van Christus van de kathedraal naar het Museo dell'Opers. De verhuizing vond plaats op 16 juni 1874 en de fotografische campagne begon twee dagen later. [Opere Web | Fondazione Monte dei Paschi di Siena | opereweb.fondazionemps.it].
|
Traveling in Tuscany| Holiday homes in southern Tuscany | Podere Santa Pia
|
|
Panorama di Cinigiano(da Podere Santa pia), splendido gioco di luci |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|