|
|
De Maestà del Duomo di Siena was het altaarstuk van de kathedraal van Siena, geschilderd tussen 1308 en 1311 door Duccio di Buoninsegna, een van de grondleggers van de Sienese school. Het is het meesterwerk van de kunstenaar en een van de belangrijkste schilderijen van de Italiaanse pre-Renaissance kunst. Het werk, dat nu bekend staat als de Maestà del Duomo, paste binnen een programma van kunstopdrachten ter ere van de Madonna dat een paar jaar eerder was begonnen met Duccio's glas-in-loodraam in de apsis en dat later zou worden afgesloten met de uitvoering van vier andere altaarstukken gewijd aan Maria, door Simone Martini, de twee gebroeders Lorenzetti en Bartolomeo Bulgarini.
In drie jaar intensief werken, praktisch zonder hulp van de werkplaats, produceerde Duccio 32 grote figuren, 10 halve figuren en bijna 80 verhalende panelen, waarbij hij een complexe iconografie organiseerde waaraan de Dominicaan Ruggero da Casole, bisschop van Siena, mogelijk heeft meegewerkt.
Het grootste deel van het veelluik bevindt zich nu in Siena, in het Museo dell'Opera del Duomo. Vele kleinere panelen werden na de ontmanteling en verzaging van het altaarstuk verspreid over talrijke collecties en musea.
Een kleine geschiedenis
Maestà (Italiaans voor majesteit) is de algemene naam voor de uitbeelding van een tronende Madonna, meestal omringd door engelen. In dit geval heeft de naam betrekking op het grote paneel dat de voorzijde domineert.
De Maestà van Duccio is niet alleen uitzonderlijk vanwege zijn schoonheid, zijn symbolische en poëtische betekenis en zijn omvang, het is ook een uitzonderlijk veelluik door de plaats die het inneemt in de geschiedenis en in de collectieve geheugen van de stad Siena. Door de ruimtelijke positie onder de koepel aan de kruising van het transept, was het enorme altaarstuk goed zichtbaar vanuit alle hoeken, zowel voor de geestelijken als voor de gelovigen.
Siena was de eerste stad waar op grote schaal monumentale altaarstukken werden besteld, niet alleen voor ordekerken, maar ook voor de kapellen in het stadhuis. Siena was de enige stad waar de kathedraal vol altaarstukken kwam te staan [2]. Op 9 oktober 1308 gaf de Opera del Duomo van Siena Duccio di Buoninsegna de opdracht om het altaarstuk te maken voor het hoofdaltaar van de kathedraal, een altaarstuk dat nu bekend staat als de Maestà.[2] Het contract wordt bewaard in het Staatsarchief van Siena, waar je de details kunt lezen van wat tot dan toe de belangrijkste opdracht was die ooit voor een kunstwerk gegeven was.
Vroeger duidde de term maestà op de afbeelding van de tronende Christus (Maiestas Domini), maar in de 13e eeuw had de intensivering van de mariadevotie in Siena ook de Madonna met kind een gepaste koninklijke troon gegeven.
De betekenis en functie van de Maestà als symbool van de stadstaat Siena is alleen te begrijpen vanuit de context van een overkoepelende burgerlijke overheid die de instellingen van seculiere en reguliere geestelijken ging domineren. De iconografie werd bepaald door een unieke combinatie van stedelijk-juridische opvattingen, ontleend aan oudere, vooral vorstelijke en pauselijke gewoonten, en een iconografische traditie rond de Majestas Domini. In het begrip en het beeld majestas werd een idee van soevereiniteit tot uitdrukking gebracht, hetzij toegepast op de heerschappij van een vorst of paus, hetzij op Christus. Deze opvattingen over heerschappij werden zichtbaar gemaakt door een frontale pose, een troon, een podium, een baldakijn en een reeks heerserssymbolen, veelal aangeduid als insignia of regalia. De specifieke inbreng van de burgers van Siena was dat zij de politiek-theologische traditie, die ver verwijderd was van de cultuur van een stadsrepubliek, zo omvormden dat deze wel te gebruiken was voor het visualiseren van de soevereiniteit van een stadsrepubliek. Onder het regime van de Nove werd een specifiek Sienese Maria-iconografie ontwikkeld: een tronende Maria in majesteit, ‘heerseres, beschermvrouwe en pleitbezorgster’ van de comune, omgeven door een viertal, als kwartet alleen in Siena vereerde heiligen. Op die manier werd Maria zowel in de kathedraal als in het stadhuis afgebeeld en werd zij het symbool voor de integratie van kerk en staat.[6]
|
|
Duccio di Buoninsegna, Maestà (1308-1311),
detail van de Madonna in maestà, Siena, Museo dell'Opera della Metropolitana [7]
|
Duccio's werk verving de Madonna dagli occhi grossi (1215 ca.) van de Maestro di Tressa. De Madonna met de grote ogen was een icoon van de Maagd Maria dat de Sienezen bijzonder nauw aan het hart lag omdat het verbonden was met de overwinning in de Slag bij Montaperti (1260). Met dit grandioze nieuwe altaarstuk van Duccio wilden ze nog meer eer bewijzen aan hun patroonheilige Maria, aan wie ook de kathedraal zelf was gewijd. Op 9 juni 1311 werd het altaarstuk in de kathedraal geplaatst, met een plechtige processie die werd bijgewoond door de hoogste autoriteiten van de stad, zowel religieus als burgerlijk, en die begon in het atelier van de schilder en eindigde in de kathedraal. Een getuige schreef:
«Ed il giorno che (la Maestà) fu portata nella cattedrale, tutte le botteghe rimasero chiuse e il vescovo guidò una lunga fila di preti e monaci in solenne processione. Erano accompagnati dagli ufficiali del comune e da tutta la gente; tutti i cittadini importanti di Siena circondavano la pala con i ceri nelle mani, e le donne e i bambini li seguivano umilmente. Accompagnarono la pala tra i suoni delle campane attraverso la Piazza del Campo fino all'interno della cattedrale con profondo rispetto per la preziosa pala. I poveri ricevettero molte elemosine e noi pregammo la Santa Madre di Dio, nostra patrona, affinché nella sua infinita misericordia preservasse la nostra città di Siena dalle sfortune, dai traditori e dai nemici.»[4]
«En op de dag dat [de Maestà] naar de kathedraal werd gedragen, bleven alle winkels gesloten en leidde de bisschop een lange, vrome stoet van priesters en monniken in plechtige processie. Ze werden vergezeld door de Signori van de Raad van Negen en de functionarissen van de Commune en de hele bevolking; en alle belangrijke burgers van Siena liepen rond het altaarstuk met brandende kaarsen in de handen, en de vrouwen en de kinderen volgden hen met veel devotie. Zij vergezelden het paneel onder klokgelui over het Piazza del Campo tot in de kathedraal met intens ontzag voor het kostbare paneel, dat was gemaakt door Duccio di Niccolò, de schilder, in het huis van de Muciatta buiten de Porta di Stalloreggi. En zij bleven de hele dag in gebed, en de armen ontvingen veel aalmoezen en wij baden tot de Heilige Moeder van God, onze beschermvrouwe, opdat zij in haar oneindige barmhartigheid onze stad Siena zou bewaren voor tegenspoed, verraders en vijanden.»[4]
Zo beschrijft een kroniek uit die tijd de grote processie waarin het paneel met de afbeelding van de Madonna in maestà met de Storie della Vergine, bekend als 'La Maestà', vertrok vanaf de Porta Stalloreggi en zijn intrede deed in de kathedraal. Deze getuigenis getuigt van de grote civiele en religieuze waarde die de inwoners van Siena in die jaren aan dit meesterwerk hechtten: met Duccio's werk wilde Siena zijn eigen grootsheid bevestigen.
|
|
Duccio di Buoninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), (dietro Sant'Ansano e San Savino si trovano l'apostolo Paolo, l'evangelista Giovanni e alcuni angeli), Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena [1]
|
De Maestà stond oorspronkelijk op het hoofaltaar van de kathedraal, op de grens van het transept en het koor. De voorzijde met de tronende Madonna en de scènes uit het leven van Maria was bestemd voor de gewone gelovigen. Gezien vanuit het schip leek het roosvenster uit 1287, met onder andere de kroning van Maria, boven het altaar te zweven. De achterzijde met de daden van Jezus en het passieverhaal was alleen ter contemplatie zichtbaar voor de geestelijken die zich tijdens de mis in het koor bevonden.
“De installatie werd al snel verrijkt met baldakijnen die erboven hingen, drie tabernakels met daarin drie gebeeldhouwde en vergulde putti die tijdens de diensten werden neergelaten, nog eens vier putti die kandelaars vasthielden, een rode draperie om het te bedekken en een andere met zijden franjes om de predella te bedekken. , twee dozen beschilderd met het wapen van de Opera, geplaatst op het altaar en bestemd voor aalmoezen, en twee struisvogeleieren, zoals vermeld in “een inventaris van de kathedraal van 1423”
De Maestà bleef boven het hoofdaltaar hangen tot in 1505, toen het voor herstelling werd opgesteld naast het altaar van Sint-Sebastiaan. Op 1 augustus 1771[3] werd het paneel overgebracht naar de Chiesa delle Carceri di Sant'Asano in Castelvecchio, een van de oudste buurten van Siena, om daar ontmanteld en verzaagd te worden. Het majestueuze werk werd in zeven verticale stukken verzaagd overeenkomstig de breedte van de taferelen op de achterzijde.[3] Blijkbaar had men maar weinig oog voor de schade die men toebracht aan de voorzijde. Daarna werden de zeven deelpanelen in de dikte doormidden gezaagd om voor- en achterzijde van elkaar te scheiden. De zeven secties van de voorzijde werden dan opnieuw samengevoegd tot één paneel. Ook de panelen met de achterzijde werden weer samengevoegd. De weer samengevoegde voorzijde werd boven het altaar van de heilige Ansano gehangen in de Cappella di Sant'Ansano, de achterzijde voor het altaar van het Allerheiligste Sacrament in de cappella del Santissimo Sacramento.[3]
|
|
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), John White, ricostruzione virtuale del lato anteriore della Maestà
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), John White, ricostruzione virtuale del lato posteriore della Maestà
|
De panelen van de predella en van de bekroning van het origineel werden na het verzagen niet weer samengevoegd, maar werden verspreid opgehangen in de sacristie.[3] Verschillende paneeltjes gingen later verloren.
Op 16 juni 1874 vond de verhuizing plaats van het grote achterpaneel met scènes uit de Passie van Christus. Het werk verhuisde dan van de kathedraal naar het Museo dell'Opera. Op dat moment werden ook de eerste foto's genomen van de Maestà [8].
De pinakelpaneeltjes bevinden zich vandaag ook allemaal in de Opera del Duomo, net als delen van de predella, maar andere delen van de predella en sommige engeltjes uit de kroon bevinden zich in verschillende musea verspreid over de hele wereld. [5]
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311) Il lato delle Storie della Passione, tempera e oro su tavola,
dal Duomo di Siena, Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena
|
|
De voorzijde van de Maestà met de Storie della vita della Vergine
Dit is een groot paneel (425 x 212 cm) met twee kanten, hoewel het vandaag de dag is ingesneden in de dikte volgens de twijfelachtige interventie van 1711. De voorzijde van de Maestà is gewijd aan leven en dood van Maria. Deze hoofdzijde, die oorspronkelijk naar de gelovigen was gericht, is beschilderd met een monumentale tronende Madonna en Kind, omringd door een menigte heiligen en engelen op een gouden achtergrond.
De troon is afgebeeld als een monumentale stadspoort, en isoleert Maria van de engelen en heiligen. Haar hoofd is licht gebogen, waardig en tegelijk erg menselijk, en ze kijkt de toeschouwer indringend aan.
De voorzijde van de Maestà met de Storie della vita della Vergine
Il lato della Maestà e delle Storie della vita della Vergine
De Maestà was oorspronkelijk en groot tweezijdig altaarstuk. Een document, gedateerd 9 oktober 1308, getuigt van de opdracht van dit paneel aan Duccio door de Opera di Santa Maria di Siena, en in die tekst vinden we ook aanwijzingen over de manier waarop het werk werd uitgevoerd en de vergoeding voor het werk. Duccio was toe ongeveer 60 jaar oud.
Op het hoofdpaneel aan de voorkant staat Maria afgebeeld met haar zoon op haar schoot. Ze zit op een sierlijke marmeren troon temidden van engelen en heiligen. De inscriptie rond de basis van de troon bevat twee gebeden. De Maagd wordt gevraagd om vrede te schenken aan Siena en glorie aan Duccio die het tafereel heeft geschilderd.
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311) (Particolari della Madonna col Bambino in trono,
Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena [1]
|
Links van de troon staat Johannes de Evangelist, afgebeeld als een oude man met een baard die een boek vasthoudt. Naast hem staat Paulus met zijn zwaard, het symbool van zijn martelaarschap, en als laatste in de rij staat Catharina van Alexandrië met een palmtak.
Rechts heeft Johannes de Doper zijn hand opgeheven om naar Maria te wijzen; dan komt Petrus met een boek en na hem Sint Agnes. De heilige draagt een cirkelvormig medaillon waarop een lam en een kruisbeeld zijn afgebeeld als symbolen van Christus. Dit is een verwijzing naar de wens van St Agnes om getrouwd te zijn met de Verlosser. Daarnaast verwijst het lammetje (Lat. 'agnus') naar haar naam.
Op de voorgrond knielen vier beschermheiligen van de stad voor de Madonna. Links staat bisschop Ansanus, die de inwoners van Siena doopte en in de vierde eeuw werd onthoofd. Dan komt Savinus, ook een gemartelde bisschop.
Rechts staat Crescentius, die als kind de martelaarsdood stierf onder de Romeinse keizer Diocletianus en wiens stoffelijke resten in 1058 werden overgebracht naar de kathedraal van Siena. Tot slot komt Victor, de christelijke soldaat uit Syrië, die na 1288 werd uitgeroepen tot beschermheilige van de stad.
De acht namen van de heiligen staan onderaan op de lijst.
Boven de hoofdafbeelding loopt een fries met halflange figuren van de apostelen.
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), particolari della tavola principale - inginocchiati (da sinistra): San Crescenzio e San Vittore, Patroni di Siena - in piedi (da sinistra): San Giovanni Battista, San Pietro e Sant'Agnese, Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena [1] |
Links van de troon zien we staand Catharina van Alexandrië, de apostel Paulus en de evangelist Johannes met tien engelen, terwijl aan de rechterzijde symmetrisch Johannes de Doper, de apostel Petrus en Agnes, en opnieuw tien engelen afgebeeld zijn. De acht namen van de heiligen staan onderaan op de lijst.
|
|
Duccio di Buoninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), dettaglio del trono raffigurato come una porta monumentale della città, Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena [1]
|
Het gebruik van goud als kostbare aanvulling op de verheerlijking van Maria is essentieel. De achtergrond, de aureolen, de gewaden van het Kind, van Catharina, Savino en Agnes, de troon die afgebeeld is als een monumentale stadspoort, het kleed dat de achterkant van de troon bedekt en het cosmateske inlegwerk van de troon verblinden de toeschouwer met hun schitterende afwerking. De stof van de kledingstukken en het achterdoek zijn geborduurd met een doorlopend klein gouden patroon dat het een levensecht en elegant effect geeft.
|
|
Duccio di Buoninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), Particolare dell Bambino, che indossa una veste trasparentissima e un manto rosa ricamato e bordato d'oro, Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena [4]
|
Afgezien van de engelen probeerde Duccio de fysionomieën individueel te karakteriseren, met als hoogtepunt de gezichten van Maria en Jesus. De Madonna zit op een grote en weelderige troon, wat duidt op een driedimensionale ruimtelijkheid analoog aan de vernieuwingen die Cimabue al toepaste. De aangezichten zijn geschilderd in een zachte kleur en zorgen voor een natuurlijke teint. Het kind drukt ook diepe tederheid uit, maar zijn lichaam lijkt geen gewicht te genereren en Maria's handen die hem vasthouden zijn wat onnatuurlijk.
|
|
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), particolare della tavola principale - genoflessi (da sinistra): Sant'Ansano e San Savino, Patroni di Siena - in piedi (da sinistra): Santa Caterina d'Alessandria, San Paolo e San Giovanni Evangelista, Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena [1]
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), particolare della tavola principale - genoflessi (da sinistra): San Crescenzio e San Vittore, Patroni di Siena - in piedi (da sinistra): San Giovanni Battista, San Pietro e Sant'Agnese, Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena [1]
|
Links van de troon zien we staand Catharina van Alexandrië, de apostel Paulus en de evangelist Johannes, op de voorgrond kunnen we in de knielend figuren beschermheiligen van Siena herkennen, de heilige Ansanus en de heilige Savinus. Rondom hen staan in een strakke symmetrie een koor van gevleugelde engelen opgesteld.
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), particolare della tavola principale - genoflessi (da sinistra): Sant'Ansano e San Savino, patroni di Siena; in piedi (da sinistra): Santa Caterina d'Alessandria, San Paolo e San Giovanni Evangelista, Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena
|
De apostelen
Daarboven, in boogvormige paneeltjes waarvan de lijst verloren is gegaan, staan tegen een gouden achtergrond de apostelen afgebeeld met hun afgekorte namen. Weer van links zijn dat Thaddeus, Simon, Filippus, Jakobus de Grote, Andreas (linkerzijde), Matteüs, Jakobus de Mindere, Bartholomeüs, Thomas en Matthias (rechterzijde).
|
|
|
|
|
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311) particolare della tavola principale - da sinistra: Taddeo, Simone, Filippo, Giacomo maggiore, Andrea [1]
|
|
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), particolare della tavola principale - da sinistra: Matteo, Giacomo minore, Bartolomeo, Tommaso, Mattia [1]
|
De predella, storie dell'infanzia di Cristo
De predella aan deze kant presenteerde enkele verhalen uit de kindertijd van Christus, waarin Maria de hoofdpersoon is, afgewisseld met figuren van profeten (Jesaja, Ezechiël, Salomo, Maleachi, Jeremia, Hosea). Dit zijn de zeven kleine panelen met verhalende scenes die bewaard zijn gebleven:
Annunciatie (Annunciazione) (Londra, National Gallery);
Geboorte (Natività) (Washington, National Gallery of Art);
Adorazione dei Magi (Siena, Museo dell'Opera del Duomo);
Presentazione al tempio (Siena, Museo dell'Opera del Duomo);
Strage degli innocenti (Siena, Museo dell'Opera del Duomo);
Sogno di Giuseppe en Fuga in Egitto (Siena, Museo dell'Opera del Duomo);
Disputa con i dottori del tempio (Siena, Museo dell'Opera del Duomo).
De predella
|
|
|
|
|
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, L’annunciazione (Londra, National Gallery)
|
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Isaia |
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Natività, (National Gallery of Art, Washington)
|
|
|
|
|
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Ezechiele |
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Adorazione dei Magi (Siena, Museo dell'Opera del Duomo)
|
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Salomone |
|
|
|
|
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Presentazione al tempio (Siena, Museo dell'Opera del Duomo
|
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Malachia |
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Strage degli innocenti (Siena, Museo dell'Opera del Duomo)
|
|
|
|
|
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Geremia |
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Sogno di Giuseppe e fuga in Egitto
|
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Osea |
|
|
|
|
|
|
|
Duccio di Buoninsegna, Predella della Maestà, Disputa di Gesù fanciullo con i dottori
|
|
|
De bekroning
De bovenste panelen waren gewijd aan de verschijningen van Christus na de opstanding, zoals beschreven in de evangeliën. De reeks wordt afgesloten met Pinksteren. Deze panelen worden bewaard in Siena. Oorspronkelijk waren ze zeshoekig, maar op een na zijn ze allemaal bijgezaagd tot een rechthoek. In het midden bevonden zich waarschijnlijk twee voorstellingen boven elkaar, die verloren zijn gegaan, vermoedelijk de Hemelvaart en Christus in majesteit.
Il ciclo delle Storie della Vergine post Resurrectionem
Annuncio della morte alla Vergine;
Congedo di Maria da Giovanni;
Congedo dagli apostoli;
Dormitio Virginis;
Funerali di Maria;
Sepoltura di Maria;
Incoronazione della Vergine (Budapest, Szépm?veszéti Múzeum).
|
|
|
|
|
|
Duccio di Buoninsegna (1260 ca.-1318), Maestà (cimasa), Apparizione agli apostoli a porte chiuse, Museo dell’Opera Metropolitana, Siena
|
|
Incredulità di Tommaso
|
|
Duccio di Buoninsegna (1260 ca.-1318), Maestà, Apparizione sul lago di Tiberiade, Museo dell'Opera Metropolitana, Siena
|
|
|
|
|
|
Apparizione sul monte di Galilea
|
|
Apparizione alla cena degli apostoli
|
|
Pentecoste
|
|
Een bijzondere signatuur
Op de lage trede aan de voet van de troon staat in het Latijn de aanroeping/gelofte van de kunstenaar aan de Madonna:
MATER S(AN)CTA DEI / SIS CAUSA SENIS REQUIEI SIS DUCIO VITA TE QUIA / PINXIT ITA
(Madre Santa di Dio, sii motivo di pace per Siena, sii Vita per Duccio perché ti ha dipinta così).
(Heilige Moeder van God, wees de oorzaak van vrede voor Siena, wees leven voor Duccio, want hij heeft u zo geschilderd).
Il lato delle Storie della Passione
|
Dat Duccio geen gewoon bescheiden man was mag blijken uit de voetnoot die hij aanbracht op de lage trede aan de voet van de troon Madonna. Die luidt "MATER S(AN)C(T)A DEI SIS CAUSA SENIS REQUIEI SIS DUCIO VITA TE QUIA PINXIT ITA", wat kan vertaald worden als "Heilige Moeder Gods geef vrede aan Siena en geef een lang leven aan Duccio die u op deze wijze schilderde".
|
|
Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), particolare della firma di Duccio alla base della Maestà, Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena [18]
|
Het was in die tijd geen gewoonte dat een schilder zijn werk signeerde en zeker niet op een dergelijk opvallende plaats en met een dergelijke tekst. Normalerwijze zou hij zich beperkt hebben tot "Hoc opus fecit Duccio" of "Duccio me fecit" ergens in het kader van het werk. Dat Duccio het zich kon veroorloven om zijn werk op een dergelijke manier te signeren, en daar waarschijnlijk ook expliciet de toestemming voor kreeg, getuigt van het aanzien dat hij genoten moet hebben in Siena.
|
|
|
|
|
Vóór de Maestà werden de Madonna met kind - bekend als de Madonna dell'Opera of Madonna dagli occhi grossi (ca. 1215) - van de Maestro di Tressa en - zo'n zestig jaar later - de zogenaamde Dossale di Badia Ardenga. (ca. 1270-1280) van Guido da Siena en Dietisalvi di Speme, die beide gemaakt waren voor het hoofdaltaar van de Duomo.
Het is niet uitgesloten dat het dossaal oorspronkelijk deel uitmaakte van de liturgische ornamenten in de apsis van de kathedraal van Siena aan het einde van de 13e eeuw. Volgens de meest recente kritiek bestond de structuur van het werk uit een totaal van twaalf compartimenten van identiek formaat, die waarschijnlijk een centraal paneel van grotere afmetingen omlijsten, met daarop de Kroning van de Maagd van Londen. Deze modellen werden niet genegeerd door Duccio: het was in het kielzog van Guido's innovaties dat de kunstenaar de grandioze conceptie voor zijn altaarstuk tekende. Ontworpen om de cultische functies van de verhalende picturale cycli van de gesloopte lagere kerk te verzamelen, was Duccio's Maestà in staat om de structurele en iconografische rijkdom van de gotische polyptiek te combineren met de compactheid en samenhang van het horizontale dossale altaarstuk.
|
Siena Opera della Metropolitana
OPA Siena Opera della Metropolitana
Piazza Duomo, 8 - 53100 Siena
TEL.: +39 0577 283048
operaduomo@operaduomo.siena.it
https://operaduomo.siena.it
Bibliografia
|
Stefano Zuffi, Il Quattrocento, Electa, Milano 2004. ISBN 8837023154
Cesare Brandi, Il restauro della "Maesta" di Duccio, a cura del Ministero della Pubblica Istruzione, Istituto Centrale del Restauro. Istituto Poligrafico dello Stato, Roma 1959
Pier Paolo Donati, La Maesta di Duccio, (Forma e colore; 42), Sansoni, Firenze 1965
Enzo Carli, La Maesta di Duccio, IFI, Firenze 1982
Luciano Bellosi, Duccio. La Maestà, Milano 1998
Pierluigi De Vecchi ed Elda Cerchiari, I tempi dell'arte, volume 1, Bompiani, Milano 1999.
Enzo Carli, La Pittura Senese del Trecento, Electa, 1981
|
|
Enzo Carli, La Pittura Senese del Trecento, Electa, 1981
|
[1] Foto di Steven Zucker,, licenziata sotto una licenza Attribution-NonCommercial-ShareAlike 2.0 Generic
- Creative Commons, Some rights reserved.
[2] Het contract dat de Opera aan Duccio had voorgelegd was behoorlijk bindend: de betaling was voorzien als een salaris en niet als een weerspiegeling van de waarde van het werk, de materialen zouden rechtstreeks door de fabriek worden betaald en de schilder kon geen andere verplichtingen aangaan tot de uiteindelijke levering van het altaarstuk. Dit waren gebruikelijke eisen voor contracten met kunstenaars, maar hier hoor je de echo van de meningsverschillen met Giovanni Pisano, de grootste beeldhouwer van die tijd, die slechts tien jaar eerder plotseling de bouwplaats van de façade had verlaten vanwege vermeende vertragingen en wanbetalingen. Beter om zichzelf te beschermen, want ze stonden op het punt om het kloppende hart van de kathedraal en de stad gestalte te geven.
Het contract tussen de kerkmeester en de schilder werd op 9 oktober 1308 gesloten en betrof ‘een zeker paneel om op het hoofdaltaar te zetten’.73 Duccio verplichtte zich ertoe ‘om voortdurend aan voornoemd paneel te werken op de tijden dat hij in staat was eraan te werken, en geen ander werk aan te nemen en te ontvangen’. Overeengekomen werd een dagloon voor arbeid en een boete voor beide partijen bij contractbreuk. [Kempers, Bram, Kunst, macht en mecenaat: het beroep van schilder in sociale verhoudingen 1250 - 1600, 1987, pp. 127-128].
[3] Frederick A. Cooper, A Reconstruction of Duccio's Maestà, The Art Bulletin, Vol. 47, No. 2 (Jun., 1965), pp. 155-171, pp. 155-157.
[4] John White, Duccio. Tuscan Art and the Medieval Workshop, Londen, Thames and Hudson, 1979, p. 100..
[5] Gianluigi Simone, 'Panis vivus de coelo descendens'_l'altare maggiore del Duomo di Siena dalla Maestà di Duccio al tabernacolo del Vecchietta |/www.academia.edu
We weten, vooral dankzij het profiel van het bovenste deel van de Maestà dat zichtbaar is op een biccherna-tablet (Auteur onbekend, De vereniging van de Klassen en het aanbieden van de sleutels van de stad aan de Maagd) dat de pinakels van het altaarstuk puntig of gekruist waren.
[6] Ontleend aan Simone Martini, Maestà del Palazzo Pubblico di Siena | www.travelingintuscany.com [Kempers, Bram, Kunst, macht en mecenaat: het beroep van schilder in sociale verhoudingen 1250 - 1600, 1987, pp. 159-160. ]. Simone Martini's stadhuisfresco van de Maestà was een getrouwe kopie van Duccio's Maestà in de dom. De overeenkomst werd aangescherpt doordat de boven het hoofdaltaar aangebrachte baldakijn in de raadzaal werd geschilderd boven Maria's troon die naar vorm veel gemeen heeft met de opbouw van een gotisch polyptiek.
[7] Foto di © José Luiz Bernardes Ribeiro, licenziato in base ai termini della licenza Creative Commons Attribuzione-Condividi allo stesso modo 4.0 Internazionale.
[8] De eerste fotografische campagne van de Maestà di Duccio, uitgevoerd door Paolo Lombardi en gevolgd door Charles Fairfax Murray, misschien op aandringen van John Ruskin, vond plaats tijdens de verhuizing van het grote achterpaneel met scènes uit de Passie van Christus van de kathedraal naar het Museo dell'Opers. De verhuizing vond plaats op 16 juni 1874 en de fotografische campagne begon twee dagen later. [Opere Web | Fondazione Monte dei Paschi di Siena | opereweb.fondazionemps.it].
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nel corpo principale della parte frontal, viene raffigurata la Vergine con Bambino seduta su un trono marmoreo
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Due angeli su fondo oro
|
|
Caterina d'Alessandria
|
|
Il mantello di broccato d'oro di Santa Caterina d'Alessandria
|
|
|
|
|
|
Sant'Ansano, il patrono principale della Città
` |
|
San Giovanni Evangelista
|
|
San Paolo
|
|
|
|
|
|
San Savino
|
|
San Savino
|
|
Particolare San Savino su fondo oro
|
|
|
|
|
|
Sant'Ansano, patrono di Siena, che regge una penna nella mano sinistra e indossa un drappo rosso orlato d'oro
|
|
Sint Crescentiuso op een gouden achtergrond
|
|
Particolare San Crescenzio
|
|
|
|
|
|
San Pietro
|
|
Giovanni evangelista
|
|
Particolare del medaglione circolare di Sant'Agnese su cui sono raffigurati un agnello e un crocifisso come simboli di Cristo
|
|
|
|
|
|
San Crescenzio, inginocchiato a destra
|
|
Santi e angeli a grandezza naturale intorno alla Madonna
|
|
Crescenzio di Roma e Vittore d'Egitto; dietro di loro ci sono Giovanni Battista, l'apostolo Pietro e Agnese e dieci angeli
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Traveling in Tuscany| Holiday homes in southern Tuscany | Podere Santa Pia
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
The vast and endless golden rolling hills of the Tuscan Maremma
|
|
|
|
|
|
Early morning light at the private swimming pool at Podere Santa Pia
|
|
A bigger splash in swimming pool at Podere Santa Pia, southern Tuscany
|
|
A beautiful early evening by the pool, in the resplendent Tuscan sun, time takes on a languid quality
|
|
Panorama di Cinigiano(da Podere Santa pia), splendido gioco di luci |
|
|
|
|
|
|
|