Albarese | Parco Naturale delle Maremma

Capalbio


Colline Metallifere


la costa Toscana

Crete Senesi

         
Abbazia di Monte Oliveto Maggiore

Grosseto


Manciano


Montagnola Senese

         Walking in the Montagnola senese


Montalcino

Monte Amiata

Montepulciano

Prato

Scansano

Siena

          Fonti di Siena

The Siena Duomo

The Mosaic floor and the Porta del Cielo

Libreria Piccolomini

The cript



Sorano

Sovana

Val d'Elsa

          San Gimignano

Val d'orcia

          Montalcino

          Pienza

          Sant'Antimo

          San Quirico d'Orcia

          Radicofani

          Walking in the Val d'Orcia


Val di Chiana

         Montepulciano

         Montefollonico


Valle d'Ombrone

 

 

 

 

 

 

 





 
Art in Tuscany

Duccio di Buoninsegna, Madonna col Bambino di Buonconvento, 1290-1295, tempera e oro su tavola, dalla Chiesa dei Santi Pietro e Paolo di Buonconvento, Buonconvento, Museo di arte sacra della Val d'Arbia

I T

Duccio di Buoninsegna, Madonna col Bambino di Buonconvento (particolare), 1290-1295, tempera e oro su tavola, dalla Chiesa dei Santi Pietro e Paolo di Buonconvento, Buonconvento, Museo di arte sacra della Val d'Arbia [0]


Toacana ] Galleria di immagini  
     
   
 

«Duccio […] attese alla imitazione della maniera vecchia, e con giudizio sanissimo diede oneste forme alle sue figure , le quali espresse eccellentissimamente nelle difficultà di tale arte.»

  (Giorgio Vasari)


Duccio di Buoninsegna (verm. Siena, ca. 1255 - Siena, 1318- 1319)

   
   

Duccio di Buoninsegna was een invloedrijke Italiaanse kunstschilder. Hij wordt beschouwd als de vader van de Sienese school en een van de grondleggers van de schilderkunst van het westen en had een grote invloed op de schilderkunst van zijn tijd in Siena. Duccio was blijkbaar opgeleid om te schilderen in de Byzantijnse stijl, maar slaagde erin deze een nieuwe dimensie te geven door de menselijkheid en expressiviteit die hij aan zijn figuren meegaf.
Hij kreeg verschillende grote opdrachten van de stad Siena zelf, maar ook uit Firenze en Perugia.

Biografie

Er zijn vrij veel gedocumenteerde feiten over het leven van Duccio teruggevonden, maar zijn exacte geboortedatum kennen we niet. Op basis van zijn eerste geattesteerde werk in 1278 wordt algemeen aangenomen dat hij geboren werd in 1255. Zijn vader heette Buoninsegna, maar zou in Camporeggio geleefd hebben toen Duccio geboren werd.[1] Duccio had een zus, Betta, en een broer, Buonaventura, die de vader was van Segna, ook een schilder.[2]

Hij wordt voor het eerst vermeld in 1278 als hij van de stad Siena de opdracht krijgt om twaalf koffers voor het stockeren van documenten te versieren.[2] Het was in die tijd niet ongewoon dat een gevestigd schilder dergelijke opdrachten kreeg en aangezien de documenten hem "schilder" noemen en hij blijkbaar zelfstandig werkte, kan men daaruit besluiten dat hij in 1278 een volleerd en zelfstandig schilder was.[1] In 1279 kreeg hij de opdracht om de boekplatten van de boeken van de Camerlengo en van de Quattro Conservatori dello Stato van de stad te beschilderen. Dergelijke opdrachten kreeg hij nog herhaaldelijk: in 1285, 1291, 1292, 1294 en 1295.[3]
Hoewel genoemde prestaties bescheiden zijn en eerder het karakter hebben van kunstnijverheid dan van kunst en slechts een geringe beloning opleverden, moet men niet denken dat de schilder pas aan het begin van zijn loopbaan stond of dat hij door de stadsautoriteiten niet op zijn juiste waarde werd geschat. Dit soort opdrachten werd juist gewoonlijk aan die kunstenaars gegeven die op het moment in hoog aanzien stonden [3].


 


Duccio di Buoninsegna (?), Tavoletta della Biccherna, Stemmi dei quattro Provveditori (1294), Berlino, Kunstgewerbemuseum
Duccio di Buoninsegna (?), Tavoletta della Biccherna, Stemmi dei quattro Provveditori (1294), Berlino, Kunstgewerbemuseum

 

 

 

   
   

De vrouw van Duccio heette Taviana, en ze hadden samen zeven kinderen. Twee van zijn zoons, Galgano en Giorgio, waren schilders,[1] maar er is verder niets geweten over hun werk. Duccio overleed vóór 3 augustus 1319 want van die datum is er een document gevonden waarin de kinderen afzien van de erfenis. Andere documenten wijzen op een overlijden in 1318.[3]

Werken

Het eerste schilderij dat tot op heden bewaard is gebleven, de Madonna Gualdino, werd geschilderd tussen 1280 en 1283. De opdrachtgever is onbekend. De stijl doet denken aan Cimabue, de leermeester van Giotto. Het werk werd zelfs lange tijd aan hem toegeschreven. Het wordt nu bewaard in de Galleria Sabauda in Turijn. Vanwege de gelijkenis van dit werk met de stijl van Cimabue hebben de kunsthistorici lang gedacht dat Duccio een leerling van hem was, maar tegenwoordig is men van dat idee afgestapt. De stijl van de jonge Duccio was toch al zo ver verwijderd van die van Cimabue dat men die these heeft laten varen.[1][5] De kunsthistorici zijn het er wel over eens dat Duccio in zijn vroege periode sterk beïnvloed was door de Florentijnse schilder, en sommigen stellen nog altijd dat beide kunstenaars zouden hebben samengewerkt.[3]

Zijn volgende werk is de zogenoemde Madonna van Crevole, die hij tussen 1283 en 1284 schilderde voor de Pieve di Santa Cecilia in Crevole in de gemeente Murlo.


Madonna Rucellai, 1285

 
Duccio di Buoninsegna, Madonna di Crevole, 1283-1284[3], tempera e oro su tavola, dalla Pieve di Santa Cecilia a Crevole, Siena, Museo dell'Opera della Metropolitana
Duccio di Buoninsegna, Madonna di Crevole, 1283-1284[3], tempera e oro su tavola, dalla Pieve di Santa Cecilia a Crevole, Siena, Museo dell'Opera della Metropolitana
Duccio di Buoninsegna, Madonna Rucellai, 1285, Firenze, Galleria degli Uffizi

Duccio di Buoninsegna, Madonna Rucellai, 1285, tempera e oro su tavola, proveniente dalla Cappella Bardi prima e dalla Cappella Rucellai poi della Basilica di Santa Maria Novella, Firenze, Galleria degli Uffizi [4]

 

Op 25 april 1285 kreeg Duccio de opdracht van de Compagnia dei Laudesi voor het schilderen van een groot altaarstuk voor de Santa Maria Novella in Firenze.[7] Dit schilderij werd bekend als de Rucellai Madonna omdat het nadien terechtkwam in de kapel van de gelijknamige familie. Giorgio Vasari schreef het werk in zijn Vite toe aan Cimabue. Ondanks het feit dat het origineel van de opdracht in 1790 gevonden werd en in 1854 gepubliceerd, zou het tot 1889 duren eer de fout van Vasari door Wickhoff werd rechtgezet,[1] en ook daarna bleef het voor vele kunsthistorici moeilijk om toe te geven dat een belangrijk werk voor een belangrijke kerk in Firenze toegewezen was aan een jonge Sienees in plaats van aan de befaamde Florentijn Cimabue. Ook Frederic Leightons Cimabues gevierde Madonna wordt in processie door de straten van Firenze gedragen noemt nog Cimabue en niet Duccio di Buonsegna als de auteur van het schilderij dat door de stad gedragen wordt.
De toewijzing aan Duccio wordt vandaag algemeen erkend.[3]

Latere werken

Er zijn in de Sienese archieven behoorlijk wat documenten teruggevonden die de activiteiten van Duccio documenteren. Zo kreeg hij in 1302 de opdracht voor een altaarstuk voor de kapel in het Palazzo Pubblico. Dit werk is niet bewaard gebleven. Daarvoor schilderde hij ook nog de Madonna in trono tra angeli (Getroonde Madonna tussen engelen) (1290-1295). Men weet niet wie hiervoor de opdrachtgever was. Het werk wordt vandaag bewaard in het Kunstmuseum Bern. Het toont duidelijk de vooruitgang die Duccio maakte in de ruimtelijke voorstelling in vergelijking met zijn Madonna Rucellai. Uit de periode tussen 1285 en het begin van de 14e eeuw zijn een aantal altaarstukken bewaard die niet gesigneerd en niet gedocumenteerd zijn, waarvan er verschillende worden toegeschreven aan Duccio.[1]

Een ervan waarover de kunsthistorici het eens zijn om het toe te schrijven aan Duccio is de Madonna met Kind uit de kerk van Petrus en Paulus in Buonconvento, nu bewaard in het Museo di arte sacra della Val d'Arbia, in Buonconvento. Vroeger werd dit werk gedateerd omstreeks 1280, maar volgens recente studies en documenten over het verblijf van Duccio in Buonconvento na 1290 wordt het tegenwoordig gedateerd tussen 1290 en 1295.

Ook de Madonna met Kind en engelen, op basis van stilistische kenmerken gedateerd op 1300-1305, zou van de hand van Duccio zijn en werd oorspronkelijk gemaakt voor de basiliek van de heilige Dominicus in Perugia. Twee werken die zich nu in Londen bevinden - een triptiek in de koninklijke collectie en een triptiek van een Madonna met Kind tussen de heiligen Dominicus en Aurea van Ostia - zouden tot het latere werk gerekend worden.


Madonna met Kind (circa 1300) uit de verzameling Stoclet

De Stoclet Madonna ook bekend als de Stroganoff Madonna, is sinds 2004 in het bezit van het Metropolitan Museum van New York. De namen Stoclet en Stroganoff verwijzen naar eerdere eigenaars. De Russische graaf Stroganoff was de eerst bekende eigenaar. Na zijn dood in 1910 werd het aangekocht door de Belgische ondernemer Adolphe Stoclet. Stoclet was een telg uit een familie van Belgische bankiers, die echter vooral bekend werd als opdrachtgever en eigenaar/bewoner van het Stocletpaleis in Brussel, een van de hoogtepunten van de Art Nouveau in België.


 
Duccio di Buoninsegna Madonna col Bambino e Angeli (ca. 1290-1295) Bern, Kunstmuseum

Duccio di Buoninsegna, Madonna col Bambino e Angeli (ca. 1290-1295) Bern, Kunstmuseum

 


Duccio di Buoninsegna, Madonna col Bambino e sei Angeli, 1300-1305[3], tempera e oro su tavola, dalla Chiesa di San Domenico di Perugia, Perugia, Galleria Nazionale dell'Umbria

Duccio di Buoninsegna (Italian, active by 1278–died 1318 Siena) - Madonna and Child - Google Art Project

Duccio di Buoninsegna, Madonna Stoclet, 1300-1305[3], tempera e oro su tavola,
provenienza ignota, New York, Metropolitan Museum of Art [6]

 

De Madonna met Kind (circa 1300) die deel uitmaakte van de Stoclet-verzameling werd in november 2004 voor meer dan 45 miljoen dollar gekocht door het Metropolitan Museum of Art in New York, de duurste aankoop van het museum ooit. Ondertussen was er een controverse over de toeschrijving van dit werk aan Duccio, maar Keith Christiansen van het Metropolitan is na grondig onderzoek van het paneel, de gebruikte pigmenten en de ondertekening, vrij zeker van zijn zaak. Dit kleine werkje is een bijzonder mooi voorbeeld van het samengaan van Byzantijnse en gotische stijl.

Ook omstreeks 1285, waarschijnlijk vóór de Madonna Rucellai, schilderde hij de Madonna col Bambino e tre Francescani in adorazione (Madonna met Kind en drie franciscanen in aanbidding), een klein werk dat momenteel bewaard wordt in de Pinacoteca nazionale di Siena en dat beschouwd wordt als het meesterwerk van Duccio uit zijn vroege periode.[3] Duccio schilderde het paneel voor de Santa Maria Novella in Firenze, waar hij in de lunetten van de Cappella di San Gregorio ook twee fresco's schilderde.

Na de Madonna Rucellai kreeg Duccio de opdracht voor het ontwerp van een glasraam voor de dom van Siena. Het origineel wordt nu bewaard in het Museo dell'Opera del Duomo. Hij maakte het ontwerp tussen 1287 en 1288. Het glasraam zelf werd gerealiseerd door gespecialiseerde ambachtslui. Het is het oudste gekende glasraam dat in Italië gemaakt werd.



 


Duccio di Boninsegna Madonna col Bambino e tre francescani in adorazione o "Madonna dei francescani" (ca. 1285) Siena, Pinacoteca nazionale

Duccio di Buoninsegna, Madonna col Bambino e tre francescani in adorazione o "Madonna dei francescani" (ca. 1285) Siena, Pinacoteca nazionale

La Natività con i profeti Isaia ed Ezechiele

 

Duccio di Buoninsegna, La Natività con i profeti Isaia ed Ezechiele, 1308–1311, tempera su tavola, National Gallery of Art, Washington

Duccio di Buoninsegna, La Natività con i profeti Isaia ed Ezechiele, 1308–1311, tempera su tavola, National Gallery of Art, Washington

 

L'opera faceva parte della predella anteriore con Storie dell'infanzia di Cristo alternate a figure di Profeti della Maestà del Duomo di Siena, destinata alla visione dei fedeli.


De Maestà

In een document van 9 oktober 1308 is er in de archieven sprake van de Maestà die moet geschilderd worden voor het hoofdaltaar van de dom. De opdracht wordt toegewezen aan Duccio. Op 9 juni 1311 wordt het werk met grote festiviteiten overgebracht van het atelier van de schilder naar de dom.[1] De Maestà voor het hoofdaltaar van de kathedraal van Siena wordt als het absolute meesterwerk van Duccio beschouwd.
De Maestà is zowel op de voorkant als op de achterkant beschilderd, en dateert uit de jaren van volle volwassenheid van de schilder. We hebben zowel het contract tussen de Opera del Duomo en Duccio(uit 1308) als het nieuws over de weelderige processie waarmee de inwoners van Siena op 9 juni 1311 het grandioze altaarstuk naar de kathedraal vergezelden. Aangezien drie jaar wat aan de korte kant lijkt voor een onderneming van zulke kolossale proporties, wordt aangenomen dat de schilder op het moment van het contract al enige tijd aan het werk was [17].

 

Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311) tavola principale Siena, tempera e oro su tavola, dal Duomo di Siena, Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena

 

Het contract stipuleerde verschillende eisen, onder meer dat het werk volledig eigenhandig moest worden uitgevoerd[8] en dat hij ondertussen geen ander werk mocht aannemen. Duccio kreeg een dagloon van zestien soldi als werkloon. Daarbovenop kwamen de materiaalkosten voor het voorbereiden van de panelen, het bladgoud en de pigmenten.
De voorzijde van het altaarstuk (425 x 212 cm) was een grote compositie, met in het midden een getroonde Madonna met Kind, omringd door twintig engelen en zes heiligen, van links naar rechts Catharina, Paulus, Johannes de Evangelist, Johannes de Doper, Petrus en Agnes. De vier patroonheiligen van de stad (Sant'Ansano, San Savino, San Crescenzio en San Vittore) werden geknield voor de troon van de Madonna geplaatst. Boven het hoofdpaneel waren de apostelen afgebeeld in buste. Daarboven in de omlijsting van gotische pinakels waren zes taferelen uit de laatste dagen van het leven van Maria, met daarboven zes engelen. Onderaan was er een predella met zeven taferelen uit de kindertijd van Jezus, telkens gescheiden door het beeld van een profeet uit het Oude Testament.

De achterzijde toonde een serie van 26 taferelen uit het passieverhaal met centraal de kruisiging. De predella bevatte op de achterzijde negen afbeeldingen uit het openbaar leven van Christus. De kroon toonde zes taferelen met de verschijningen van Christus na zijn verrijzenis, met daarboven zes engelen.


Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), il lato delle Storie della Passione, tempera e oro su tavola, dal Duomo di Siena, Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena

Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), il lato delle Storie della Passione, tempera e oro su tavola, dal Duomo di Siena, Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena

 

De Maestà bleef boven het hoofdaltaar hangen tot in 1505, toen het voor herstelling werd opgesteld naast het altaar van Sint-Sebastiaan. Op 1 augustus 1771[9] werd het paneel overgebracht naar kerk van de Carceri di Sant'Asano in Castelvecchio van Siena om daar ontmanteld en verzaagd te worden. Het majestueuze werk werd in zeven verticale stukken verzaagd overeenkomstig de breedte van de taferelen op de achterzijde.[9] Blijkbaar had men maar weinig oog voor de schade die men toebracht aan de voorzijde. Daarna werden de zeven deelpanelen in de dikte doormidden gezaagd om voor- en achterzijde van elkaar te scheiden. De zeven secties van de voorzijde werden dan opnieuw samengevoegd tot één paneel. Ook de panelen met de achterzijde werden weer samengevoegd, maar de gotische pinakels met de passiescènes werden eerst verwijderd.[9] De panelen van de predella en van de bekroning van het origineel werden na het verzagen niet weer samengevoegd, maar werden verspreid opgehangen in de sacristie.[9] Verschillende paneeltjes gingen later verloren. De weer samengevoegde voorzijde werd boven het altaar van de heilige Ansano gehangen, de achterzijde bij het sacramentsaltaar.[9] De pinakelpaneeltjes bevinden zich vandaag allemaal in de Opera del Duomo, maar delen van de predella en de kroon bevinden zich in verschillende musea verspreid over de hele wereld, net als sommige engeltjes uit de kroon. [13]

 

Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), particolare della tavola principale - genoflessi (da sinistra): Sant'Ansano e San Savino, Patroni di Siena - in piedi (da sinistra): Santa Caterina d'Alessandria, San Paolo e San Giovanni Evangelista   Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311) (Particolare della tavola principale, Vergine in trono), Museo dell'Opera della Metropolitana, Siena

  Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), particolare della tavola principale - genoflessi (da sinistra): San Crescenzio e San Vittore, Patroni di Siena - in piedi (da sinistra): San Giovanni Battista, San Pietro e Sant'Agnese

Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), particolare della tavola principale - genoflessi (da sinistra): Sant'Ansano e San Savino, Patroni di Siena - in piedi (da sinistra): Santa Caterina d'Alessandria, San Paolo e San Giovanni Evangelista

 

 

Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311) (Particolare della tavola principale, Vergine in trono)

 

  Duccio di Boninsegna, Maestà del Duomo di Siena (1308-1311), particolare della tavola principale - genoflessi (da sinistra): San Crescenzio e San Vittore, Patroni di Siena - in piedi (da sinistra): San Giovanni Battista, San Pietro e Sant'Agnese

De laatste werken

 

Duccio di Buoninsegna, Polittico n. 47, 1315-1319, tempera e oro su tavola, dalla perduta chiesa dello Spedale di Santa Maria della Scala di Siena, Siena, Pinacoteca Nazionale

Duccio di Buoninsegna, Polittico n. 47, 1315-1319, tempera e oro su tavola, dalla perduta chiesa dello Spedale di Santa Maria della Scala di Siena, Siena, Pinacoteca Nazionale [00]

Duccio di Boninsegna Polittico (1315-1319): Madonna col Bambino e i Santi Agnese, Giovanni Evangelista, Giovanni Battista e Maria Maddalena. Nel registro superiore: Patriarchi e Profeti. Nelle cuspidi: Cristo Redentore e Angeli Siena, Pinacoteca Nazionale

 

Er is weinig betrouwbare informatie beschikbaar over de periode tussen de Maestà en het overlijden van Duccio. Het centrale paneel van de polyptiek van het Ospedale Santa Maria della Scala is waarschijnlijk van de hand van Duccio en kwam tot stand na de Maestà. Daarnaast is er ook de Maestà van de Duomo van Massa Marittima die gedateerd wordt op 1316 en zonder discussie toegeschreven wordt aan de meester.[2]

Dat Duccio geen gewoon bescheiden man was mag blijken uit de voetnoot die hij aanbracht op de troon van de Madonna. Die luidt "MATER S(AN)C(T)A DEI SIS CAUSA SENIS REQUIEI SIS DUCIO VITA TE QUIA PINXIT ITA", wat kan vertaald worden als "Heilige Moeder Gods geef vrede aan Siena en geef een lang leven aan Duccio die u op deze wijze schilderde". Het was in die tijd geen gewoonte dat een schilder zijn werk signeerde en zeker niet op een dergelijk opvallende plaats en met een dergelijke tekst. Normalerwijze zou hij zich beperkt hebben tot "Hoc opus fecit Duccio" of "Duccio me fecit" ergens in het kader van het werk. Dat Duccio het zich kon veroorloven om zijn werk op een dergelijke manier te signeren, en daar waarschijnlijk ook expliciet de toestemming voor kreeg, getuigt van het aanzien dat hij genoten moet hebben in Siena.


De dood van Duccio

Enzo Carli, Raadsels rond de herinnering aan de grote man uit Siena:


We weten weinig over de jaren die Duccio na de voltooiing van de 'Maestà' in Siena doorbracht. Het is ons niet bekend of hem de wijnberg bij Castagneto aan de rivier de Tressa voor de poorten van Siena nog toebehoorde die hij in 1304 bezat. Vast staat echter dat hij in zijn huis in Stalloreggi het werk aan de 'Maestà' beëindigde en dat hij daar ook in het jaar 1318 stierf, hetzelfde jaar waarin Giovanni Pisano in Siena overleed.
Zijn vrouw Taviana en zeven kinderen overleefden hem. Minstens twee van hen werden schilder. Zij weigerden echter op 16 oktober 1319 het erfdeel van hun vader te aanvaarden. Waarom blijft een geheim. Het is een van de vele raadsels aangaande het persoonlijke leven van de grote schilder uit Siena [15].


Stijlkenmerken


Bij de aanvang van zijn carrière werkte Duccio duidelijk in de Byzantijnse stijl die doet denken aan Cimabue. Dit heeft ertoe geleid dat sommige onderzoekers hem plaatsten als leerling en/of medewerker van deze Florentijnse schilder. Maar de jonge Duccio kon duidelijk kennis maken met de gotiek die aan de andere zijde van de Alpen in volle ontwikkeling was. Siena lag aan de Via Francigena, de oude pelgrimsroute die van het noorden van Europa naar Rome liep en van daar verder naar de Zuid-Italiaanse havens, het Heilige Land en Constantinopel. Siena was daardoor een belangrijk handelsknooppunt en een knooppunt van artistieke uitwisseling. De Sienese kunstenaars leerden op die manier de producten van hun collega's uit Europa en het oosten kennen[10] en anderzijds raakte de Sienese kunst over Europa verspreid[11] en kon zo zijn stempel drukken op de schilderkunst in heel Europa. Hij ging dan ook typisch Byzantijnse iconen die al honderden jaren op dezelfde manier geschilderd werden aanpassen aan de gotische stijl. Hij gaat de harde lijnen van zijn Byzantijnse voorbeelden verzachten en geeft door een subtiele modellering van de gewaden een lichamelijke aanwezigheid aan zijn figuren. Hij introduceert menselijkheid en emotie in zijn composities: een madonna van Duccio kijkt liefdevol naar haar kind, het wordt een portret van moeder en kind in de plaats van een portret van de Madonna en Christus. Hij gaat de ruimte op zijn werken inventief indelen en hanteert een warm palet. Hij is bovendien een van de eersten om zijn figuren in een architecturaal kader te plaatsen en was een groot verteller in zijn werken.

 

Duccio di Buoninsegna, Consegna del castello di Giuncarico, 1314, affresco, Siena, Sala del Mappamondo del Palazzo pubblico

Duccio di Buoninsegna, Consegna del castello di Giuncarico, 1314, affresco, Siena, Sala del Mappamondo del Palazzo Pubblico

 

Tijdens restauratiewerkzaamheden in 1979-80 in de Sala del Mappamondo van het Palazzo Pubblico in Siena, werd een nieuw fresco ontdekt onder de imposante Guidoriccio da Fogliano van Simone Martini, een fesco dat een kasteel op een heuvel en twee figuren op de voorgrond voorstelt. De poging om de identiteit van de onbekende auteur van dit werk te achterhalen heeft geleid tot veel controverse onder critici. Duccio, Pietro Lorenzetti, Memmo di Filippuccio, Simone Martini werden voorgesteld. Het fresco, van uitstekende uitvoerende kwaliteit, zowel in een vakkundige keuze van beschrijvende details als in zijn algehele samenhang, werd zwaar beschadigd door de Mappamondo, een groot, ronddraaiend, cirkelvormig schilderij van Ambrogio Lorenzetti, dat er in 1345 bovenop werd geplaatst. Sommige critici zien in het belegerde stadje niet Montemassi of Giuncarico, maar Arcidosso [14].

 

De invloed van Duccio di Buoninsegna

Duccio had een grote invloed op de schilderkunst van zijn tijd in Siena. Hij had een aantal leerlingen die duidelijk zijn stijl voortzetten, zoals Segna di Bonaventura en Ugolino di Nerio. Maar ook schilders als Simone Martini en de gebroeders Ambrogio Lorenzetti en Pietro Lorenzetti gebruiktn in hun beginjaren elementen van de stijl van Duccio in hun werk, maar ontwikkelden duidelijk hun eigen beeldtaal. Daarnaast zijn er een aantal anonieme meesters die zeer dicht aanleunen bij de stijl van Duccio, zoals de Maestro di Badia a Isola, de Maestro di Città di Castello en Maestro di Monte Oliveti.[12]

 

Duccio di Buoninsegna e maestri vetrai non identificati, La Vetrata del Duomo di Siena1287-1288, vetri colorati e dipinti a grisaglia, 560 × 560 cm, Museo dell’Opera del Duomo, Siena

 

Duccio di Buoninsegna, Polittico n. 28, 1300-1305, tempera e oro su tavola, dalla Chiesa di san Domenico di Siena, Siena, Pinacoteca Nazionale

  Duccio di Buoninsegna, Madonna Gualino, 1280-1283, Torino, Galleria Sabauda

Duccio di Buoninsegna e maestri vetrai non identificati, La Vetrata del Duomo di Siena, 1287-1288, vetri colorati e dipinti a grisaglia, Museo dell’Opera del Duomo, Siena

 

 

Duccio di Buoninsegna, Polittico n. 28, 1300-1305, tempera e oro su tavola, dalla Chiesa di san Domenico di Siena, Siena, Pinacoteca Nazionale

 

 

Duccio di Buoninsegna, Madonna col Bambino e due angeli "Madonna Gualino" (ca. 1280-1283) Torino, Galleria Sabauda

 
   
 

Duccio di Buoninsegna, Crucifixion Triptych., c. 1295-1310, Museo della Societa di Esecutori di Pie Dispozisioni

Duccio di Buoninsegna, Crucifixion Triptych., c. 1295-1310, tempera en goud op paneell, Museo della Societa di Esecutori di Pie Dispozisioni, Siena [16] The triptych depicts three scenes from the Passion of Christ: Flagellation, Crucifixion and Lamentation

 

Duccio di Buoninsegna en atelier (c. 1260-1318), Trittico con la Crocifissione tra i santi Nicola di Bari e Gregorio (Triptiek van Boston), 1304-1307, Museum of Fine Arts, Boston

  Duccio di Buoninsegna (c. 1260-1318), Trittico con la Madonna col Bambino tra i santi Domenico e Aurea di Ostia, (Triptiek van Londen), 1300 circa, Londra, National Gallery    

Duccio di Buoninsegna en atelier(c. 1260-1318), Trittico con la Crocifissione tra i santi Nicola di Bari e Gregorio (Triptiek van Boston), 1304-1307, tempera en goud op paneel, Museum of Fine Arts, Boston [1]

 

 

 

Duccio di Buoninsegna (c. 1260-1318), Trittico con la Madonna col Bambino tra i santi Domenico e Aurea di Ostia, (Triptiek van Londen), 1300 circa, Londra, National Gallery

 

   

Arte in Toscana | Duccio di Buoninsegna (Siena, 1255 circa – 1318 o 1319)

Duccio di Buoninsegna catalog raisonné, 1973

Duccio di Buoninsegna catalog raisonné, 1989

Giovanna Ragionieri, Duccio : catalogo completo dei dipinti, Florence : Cantini, 1989.

Oeuvre catalogue of 48 paintings by the artist.

Florens Deuchler, Duccio, Milan : Electa, 1984.

A monograph that cites six complete autograph works by the artist. Publication contains a separate catalogue of nin

Giulio Cattaneo, L'opera completa di Duccio, Milan : Rizzoli, 1972.

The catalogue raisonné lists 123 authentic paintings by Duccio, which includes individual panels of larger altarpieces. There is a separate section listing 23 works attributed to the artist.

Kunst in Toscane | Simone Martini | Guidoriccio da Fogliano in Palazzo Pubblico, Siena

De oostwand van de Sala del Mappamondo in het Palazzo Pubblico in Siena toont het beroemde, aan Simone Martini toegeschreven ruiterportret met de condottiere Guidoriccio da Fogliano. Als huurling veroverde hij voor Siena belangrijke delen van het grondgebied, Giuncarico en Castel del Piano worden op het fresco vermeld. Het fresco Consegna del castello di Giuncarico is vermoedelijk één van de kasteelfresco's die rond 1345 achter pleisterwerk verdwenen zijn toen de mappa mondo in de zaal werd geïnstalleerd. Sommigen wijzen Duccio aan als de maker, anderen stellen echter dat dit onderliggende fresco wél door Simone Martini is geschilderd.[14]

Giorgio Vasari | Le vite de' più eccellenti architetti, pittori, et scultori italiani, da Cimabue insino a' tempi nostri | Duccio di Buoninsegna

L. Bellosi, Duccio di Buoninsegna, Treccani, Enciclopedia dell'arte Medievale

 

Bibliografia

Cesare Brandi, Il restauro della "Maesta" di Duccio, a cura del Ministero della Pubblica Istruzione, Istituto Centrale del Restauro. Istituto Poligrafico dello Stato, Roma 1959

Pier Paolo Donati, La Maesta di Duccio, (Forma e colore; 42), Sansoni, Firenze 1965

Enzo Carli, La Maestà, Duccio di Buoninsegna, Siena, l'Oeuvre métropolitaine-Milano, Aldo Martello, 1969.

Enzo Carli, La Maesta di Duccio, IFI, Firenze 1982

Luciano Bellosi, Duccio. La Maestà, Milano 1998

Pierluigi De Vecchi ed Elda Cerchiari, I tempi dell'arte, volume 1, Bompiani, Milano 1999.


[0] Quest'opera è nel pubblico dominio. Fonte: Traveling in Tuscany, tratta da Picasa Web Albums.
[1] Enzo Carli, Duccio di Buoninsegna, Encyclopaedia Brittanica.
[2] Fonte:.Duccio di Buoninsegna, Treccani.
[3] L. Bellosi , Duccio di Buoninsegna, Treccani, Enciclopedia dell'arte Medievale.
[4] Enzo Carli, die specialist werd in de kunstvorm van de biccherna paneelschlderkunst, heeft een van de tabletten uit 1278 toegeschreven aan Duccio di Buoninsegna. Lees meer over Sienese Biccherna panelen in the Archivio di Stato van Siena.
[4] Foto lasciato nel dominio pubblico. Fonte Google Art Projects LgFyCpDuHQ6z1g at Google Cultural Institute, zoom level maximum.
[5] Voor een grondige bespreking van de madonna's van Cimabue en Duccio (onder andere) zie: The Throning Madonna.
[6] Foto lasciato nel dominio pubblico. Fonte Google Art Projects LgFyCpDuHQ6z1g at Google Cultural Institute, zoom level maximum.
[7]  G. Milanesi, Doc. per la storia dell'arte senese, I, Siena 1854, ad Indicem, p. 159.
[8] Dit wordt ondertussen tegengesproken door talrijke kunsthistorici. Duccio zou zich wel degelijk hebben laten assisteren bij dit enorme werk. James H. Stubblebine, Duccio and His Collaborators on the Cathedral Maestà, The Art Bulletin, Vol. 55, No. 2 (Jun., 1973), pp. 185-204, p. 187
[9] Frederick A. Cooper, A Reconstruction of Duccio's Maestà, The Art Bulletin, Vol. 47, No. 2 (Jun., 1965), pp. 155-171, pp. 155-157
[10] In zijn Rucellai Madonna gebruikte Duccio gotische arcades die hij waarschijnlijk gezien had op Frans ivoorsnijwerk in diptiekjes meegebracht door Franse pelgrims; Keith Christiansen, 2008, p. 31.
[11] De kruisiging geschilderd door Jean Pucelle in zijn Getijden van Jeanne d'Evreux fol.68 zijn zeer vergelijkbaar. Jean Pucelle zou de achterzijde van de Maesta grondig bestudeerd hebben; Keith Christiansen, 2008, p. 19.
[12] The Grove Encyclopedia of Medieval Art and Architecture, ed. Colum P. Hourihane, OUP USA, 2012, Volume 2, p. 355
[13] De panelen kwamen terecht in de r de National Gallery in Londen, de National Gallery of Art in Washington D.C., de Frick Collection in New York, het Museo Thyssen-Bornemisza in Madrid, het Szépm?vészeti Múzeum in Boedapest en het Kimbell Art Museum in Fort Worth. Ook sommige engeltjes uit de kroon raakten verspreid en kwamen terecht in het Mount Holyoke College Art Museum in South Hadly, Massachusetts, het Philadelphia Museum of Art in Philadelphia, de Stoclet-verzameling in Brussel (ondertussen verkocht) en in Huis Bergh in 's-Heerenberg.
[14] Meer over dit fresco en de lees je hier en hier.
[15] Enzo Carli, Judith Bossert, Peter Diderich, Duccio in Siena, Atrium, 1989, p.16.
[16] Quest'opera è nel pubblico dominio. Fonte: /www.aiwaz.net
[17] Duccio di Buoninsegna | Tentoonstelling van oktober 2003 tot maart 2004 | Web Archive (It)


 

Veel kunstenaars waren hiet te gast en gaven zich over aan de dagelijkse wandeling tussen hun residentie en de ongeschonden valleien rond Podere Santa Pia. Het vakantiehuis heeft een mooie tuin met cipressen, zachte eiken en enkele oude olmen. De talrijke terrassen zijn ideaal voor het leven buiten tijdens de lange zomers. Er is een schaduwrijk terras voor het huis, ideaal voor een diner al fresco, en een achterterras in natuursteen.
Het natuur huis is bijzonder geschikt voor een grote familie of een groep vrienden. Er kunnen tot 14 personene verblijven in twee units.
De charmes van dit authentieke en kunstzinnige vakantiehuis zijn talrijk. Vele originele elementen zijn zorgvuldig bewaard gebleven, denk o.m. aan de terracotta vloeren, een houtgestookte oorspronkelijke pizzaoven die zich uitzonderlijk in het huis bevindt, en een prachtige caminetto, een grote open haard in de keuken, waarin op authentieke Toscaanse wijze gekookt kan worden. Ideaal voor culinaire verkenningen en gastronomisch genot verzekerd.

Traveling in Tuscany| Holiday homes in southern Tuscany | Podere Santa Pia

 

Bee hive in the garden
     

 

 

 
         
Podere Santa Pia, golden light in November

Podere Santa Pia, situated in a particularly scenic valley | Impressions and reviews

 

This article incorporates material from the Wikipedia article Duccio di Buoninsegna, published under the GNU Free Documentation License