Duccio da Buoninsegna leefde rond 1300 en bracht het grootste deel van zijn leven door in Siena. Hij geldt als de grondlegger van de Sienese schilderschool. Duccio schildert in een sierlijke maar toch monumentale stijl, met veel gebruik van goud, een verfijnd kleurgebruik en fijne details.
In zijn werk vormen de byzantijnse iconografische stijl en de nieuwe gotische beeldtaal uit het noorden een perfecte synthese.
Hoewel hij nog zeer nauw verbonden is met de byzantijnse kunst, pakt Duccio de nieuwe impulsen van de gotische kunst uit Frankrijk op en ontwikkelt zo een moderne schilderstijl.
De Madonna van Perugia (of Madonna col Bambino e sei Angeli) is waarschijnlijk het resterende middenpaneel van een retabel dat op een altaar in de dominicaanse kloosterkerk San Domenico in Perugia heeft gestaan en in 1863 werd overgedragen aan het museum. Het altaarstuk moet geleken hebben op een eenvoudiger versie van Duccio's Retabel nr. 28, zonder de architecturale elementen die dit retabel oorspronkelijk bezat.[2]
De uitvoering heeft veel overeenkomsten met de veel kleinere Stoclet-Madonna. Allebei lijken in de weergave van de transparante stoffen en het clair-obscur van de gezichten beïnvloed door het vroege werk van Giotto. De zes teder toekijkende engelen leunen op dezelfde manier op de geprofileerde lijst van de boog boven de Madonna als de engelen bij de Kroning van Maria op het roosvenster dat Duccio in 1287 voor de kathedraal van Siena ontwierp.
|