|
|
De mozaïekvloer van de kathedraal van Siena is een van de grootste en meest waardevolle voorbeelden van marmeren inlegwerk in Italië. De mozaïekvloer was een decoratief project dat vele eeuwen in beslag nam, en waar gerenommeerde Siënese kunstenaars aan meewerkten.
De sibillen bevinden zich in het rechter- en linker zijbeuk.
Het woord sibille komt (via het Latijn) van het Oudgriekse woord sibylla, wat profetes betekent. In de klassieke oudheid was Sibille de benaming voor de dochter van Dardanos, koning van Troje. Geïnspireerd door Apollo en daardoor in extase, deed zij spontaan en ongevraagd raadselachtige voorspellingen en algemene uitspraken in Griekse hexameters.
Sibille deed haar voorspellingen op verschillende plaatsen.
Dit leidde gauw tot een vermenigvuldiging van het aantal sibillen, die ook andere namen kregen, gekoppeld aan de plaats waar ze profetieën uitspraken.Volgens de middeleeuwse christelijke opvatting was de komst van Christus ook in de heidense wereld voorspeld en meer bepaald door heidense profetessen die men sibillen noemde.
Hun voorstellingen in de mozaïekvloer van de Duomo zijn te vinden langs de zijbeuken, als symbolen van de openbaring van Christus aan de mensheid. Ze zijn afkomstig uit de verschillende landen, zijn onderverdeeld in drie groepen, Ionisch, Italiaans en Oosters), en staan voor de universaliteit van de christelijke boodschap[5].
De sibille Frigia
|
|
Benvenuto di Giovanni (disegno, attr.), Luigi di Ruggiero e Vito di Marco (esecuzione), Sibilla Frigia, 1483, Siena, Duomo, linker schip [1]
|
De Sibille Frigia of Sibilla Phrygia
Ook van deze sibille is eigenlijk niets bekend, hoewel zij soms verward wordt met de Delphische siibille. De meeste langere lijsten bevatten echter beide. Van het label dat haar aanduidt leren we dat ze profeteerde in Ancyra. Ze wordt hier voorgesteld in Phrygische of half-Oriëntaalse kleding. In haar linkerhand houdt ze een klein boekje opengeslagen met de woorden :
“SOLVS / DEVS / SVM, ET / NON EST / DEVM / ALIVS”
Io sono l’unico Dio e non c’è nessun altro Dio” ('Ik ben de enige God en er is geen andere God') [3].
Haar rechterhand richt de aandacht op een plaquette boven twee liervormige steunen, waartussen torso's en hoofden verschijnen van smekende naakte figuren die uit een tombe lijken te komen. De inscriptie hier luidt: tuba de caelo vocem luctuosam emitet tartareum chaos ostendet dehis cens terra veniet ad tribunal dei reges omnes deus ipse iudicans pios simul et impios tunc denum im pios in ignem et tenebras mittet qui autem pietatem tenet iteru vivent ('De trompet zal een funeraal geluid uit de hemel laten schallen. De aarde zal zich openen om de chaos van de Tartaren te onthullen. Alle koningen zullen voor het tribunaal van God verschijnen. God zelf zal tegelijkertijd oordelen over de vromen en de goddelozen, alleen dan zal hij de goddelozen in het vuur van de duisternis werpen. Zij die de gerechtigheid bewaren zullen weer leven'), verwijzend naar het Laatste Oordeel.
|
|
|
|
|
|
Uit de begeleidende inscriptie onderaan kunnen we opmaken dat deze sibille, waarover in het algemeen weinig bekend is, profeteerde in Ancira.
“SIBYLLA PHRYGIA QVÆ / ANCYRÆ VATICINATA EST”
“La sibilla frigia che è profetessa di Ancyra [6].
Deze sibille Frigia in de marmervloer van de Duomo wordt toegeschreven aan Benvenuto di Giovanni (1483). De traditionele toeschrijving wees Luigi di Ruggiero en Vito di Marco aan als de auteurs, maar waarschijnlijk waren zij slechts de uitvoerders van het project. [2]`
|
|
Benvenuto di Giovanni (disegno, attr.), Luigi di Ruggiero e Vito di Marco (esecuzione),
Pavimento di mosaico di marmo, navate sinistra, Duomo, Siena [4]
|
Het woord Sibyl komt (via het Latijn) van het Oudgriekse woord sibylla, dat profetes betekent. Er waren verschillende sibillen in de oude wereld, die allemaal opnieuw werden gebruikt in de christelijke mythologie, om de christelijke eschatologie voor te stellen.
In de uitgebreide reeks sibillen van de middeleeuwse verbeelding was de Frygische sibille de priesteres die de leiding had over een Apollinisch orakel in Frygië, een historisch koninkrijk in het centrale westen van de Anatolische hooglanden. De Phrygische sibille lijkt een deel van een drievoudige sibille te zijn, met de Hellespontijnse Sibille en de Erythraïsche Sibille.
De eerste auteur die melding maakt van meerdere sibillen is Heraclides van Pontus en hij situeert ze in Delphi en in Erythrae.
Herakleitos (6e/5e eeuw v.o.t.) beschreef haar zo:
«De Sibille, met haar tierende lippen vreugdeloze dingen uitend, onopgesmukt en ongeparfumeerd, bestrijkt met haar stem meer dan duizend jaren, dankzij de god in haar» (fragment 92).
Ook latere auteurs, zoals Aristophanes en Plato, hebben het steeds over de ene Sibille.
Vanwege de diverse manifestaties van de Sibille op meerdere plekken, werd 'Sibille' gaandeweg de naam voor een veelvoud van door goden bezeten waarzegsters. Latijnse schrijvers spreken daarna zelfs van 'sibillen'. Sibillen werden gekoppeld aan de plaatsen waar zij zich manifesteerden. De Romeinse geleerde Varro Reatinus (116-27 v.o.t.) noemt er tien: die van Perzië, van Libië, van Delphi, van Cimmeria, van Erythrae, van Samos, van Cumae, van de Hellespont, van Frigië en van Tibur[7].
|
Sibillen in de mozaïeklvloer van de Duomo
|
|
|
|
|
|
Sibilla Delfica
|
|
Sibilla Cumea
|
|
Sibilla Cumana
|
|
|
|
|
|
Sibilla Eritrea
|
|
Sibille Persica |
|
Sibille Libica |
|
|
|
|
|
Sibilla Frigia
|
|
Sibilla Tiburtina |
|
Sibille Samia |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Leopoldo Maccari, de Sibille Frigia
|
|
De Sibille Frigia door Leopoldo Maccari, Fitzwilliam Museum , Cambridge[5]
|
Leopoldo Maccari [1850-1894?], op schaal verkleinde tekening, naar tekeningen van de ingelegde marmeren vloer van de kathedraal van Siena tijdens de restauratie in de negentiende eeuw; pen en zwarte inkt op licht gerasterd papier, 296 mm x 202 mm.
|
De Sibille Frigia in de kunst
Michelangelo schilderde 5 Sibyllen: de Perzische, de Libische, de Delphische, de Cumaanse en de Erythreïsche. We moeten opnieuw verwijzen naar de teksten van Lactantius en Augustinus om te begrijpen dat deze figuren uit de heidense mythologie een ereplaats kregen op het gewelf van de Sixtijnse kapel. Lactantius en Augustinus zorgden immers voor de “vertaling” van heidense voorspellingen naar de christelijke godsdienst.
Een paar jaar na Michelangelo, rond 1515, waagde Rafaël zich ook aan het thema van de Sibillen: hij schilderde ze in opdracht van Agostino Chigi, de machtige Sienese bankier, in en kapel van Santa Maria della Pace.
De Sibillen, in oorsprong heidense profetessen die volgens de traditie de komst van Christus aankondigden, worden vergezeld door gevleugelde engelen. De flarden tekst op de cartouches die spreken over de dood en wederopstanding van Christus zijn in het Grieks, behalve het 'Iam no proge (iam nova progenies)' van de putto die op een grafsteen leunt. De figuren zijn duidelijk beïnvloed door Michelangelo's sibillen op het gewelf van de Sixtijnse Kapel, maar met de zachtheid en uitgebalanceerde compositie zijn die typerend voor Rafaëls schilderkunst. Het British Museum bezit een mooi tekenblad met studies voor dit fresco. De recto is een studie voor de zogenaamde Frigische sibille, de verso tekening zou bedoeld kunnen zijn voor een eerdere versie van de Tiburtijnse (?) Sibille, zoals de plaatsing van de linkervoet op een vaas suggereert.
|
|
|
|
|
|
Raffaello Sanzio, Sibille e angeli (particolare della Sibilla Phrygia), 1514, affresco, Chiesa di Santa Maria della Pace, Roma [4]
|
|
Raffaello Sanzio, Study for the Phrygian Sibyl, 1511-12, Red chalk over Stylus,
262 mm x 167 mm, British Museum, London
|
|
Raffaello Sanzio, Drapery study for the lower half of a seated figure, (Study for the Tiburtina Sibyl?), 1511-12, Red chalk over Stylus, 262 mm x 167 mm, British Museum, London
|
Marilena Caciorgna, Un libro di marmo. Il Pavimento del Duomo di Siena, Sillabe, 2023
Sacred text archive: Fragmenten van de Sibyllijnse orakels.
Écrits apocryphes chrétiens I, II, onder leiding van Pierre Geoltrain, Jean-Daniel Kaestli en François Bovon, Parijs, Gallimard, 2019
De teksten die in deze twee delen verzameld zijn, zijn apocrief, wat betekent dat ze, ondanks dat hun inhoud vergelijkbaar is met die van de Schrift, niet tot de canon behoren. Dit komt omdat ze ofwel afwijken van de officiële leer van de Kerk door heterodoxe ideeën over te brengen, ofwel te veel gebruik maken van het wonderbaarlijke, een aspect dat de Kerk altijd heeft gewantrouwd. Maar laten we niet vergeten dat de canon van de Schrift niet meteen vaststond; haar geschiedenis gaat terug tot de vierde zitting van het Concilie van Trente (1546). De teksten die in het eerste deel zijn samengebracht, dateren uit de christelijke oudheid en bestrijken een reeks bijbelse genres: de evangeliën (waaraan de geschriften over het leven en de slaap van Maria, de moeder van Jezus, moeten worden toegevoegd), de brieven, de Handelingen van de Apostelen en de Apocalyps (over de eindtijd en het hiernamaals). Deze documenten zijn van onschatbare waarde. Ze stellen ons in staat een dieper inzicht te krijgen in de vroege Kerk en in tradities - op het gebied van vroomheid, liturgie en kunst - waarvan we geen spoor hebben in de canonieke teksten. De meeste teksten in het tweede deel komen uit een latere periode. Dit deel besteedt ook meer aandacht dan het eerste aan boeken die circuleerden in andere religieuze en taalgebieden dan de Byzantijnse wereld en het Latijnse Westen; de Koptische, Arabische, Ethiopische en Armeense tradities zijn goed vertegenwoordigd. De meeste van deze geschriften zijn nooit eerder gepubliceerd in het Frans. De christelijke geschriften die bekend staan als “apocriefen” zijn altijd verspreid, herschreven en aangepast. Ze waren de voedingsbodem van de christelijke verbeelding en een bron van inspiratie voor beeldhouwers, schilders, schrijvers, muzikanten en filmmakers: de Bunuel van De Melkweg herinnert zich de Handelingen van Johannes. Tegenover het heersende, institutionele discours openen deze teksten namelijk een ruimte voor de verbeelding. Ze ontwikkelen zich als het ware in de tussenruimten van de canonieke boeken. Ze vullen de gaten op, voegen woorden toe aan stiltes, geven een stem aan stomme personages, een naam en een gezicht aan hen die slechts schaduwen waren.
M.S. Terry, The Sibylline Oracles. Translated from the Greek into English Blank Verse, 1899. (e-text) | The Sibylline Oracles PDF [415Kb]
Traveling in Tuscany | The Mosaic floor and the Porta del Cielo in Siena Cathedral
Kunstontmoetingen | Kunst en muziek in dialoog - Reeks II | Sibylle
Orpheus kijkt om | ‘Met tierende lippen, onopgesmukt en ongeparfumeerd’
PAVIMENTO - Opera Duomo Siena | operaduomo.siena.it
|
[1] Pubblico dominio | This work is in the public domain.
[2] Fonte: Duomo di Siena | Pavimento del Duomo di Siena
[3] Profetie met betrekking tot de geseling van Christus.'Hij zal zwijgen onder de blaasbalgen. Hij zal zijn onschuldige rug aanbieden aan de slagen. “
[4] Foto di Sailko, questo file è disponibile in base alla licenza Creative Commons Attribuzione-Condividi allo stesso modo 3.0 Unported.
[5] The Fitzwilliam Museum (2024) "The Phrygian Sibyll by Leopoldo Maccari", The Fitzwilliam Museum, Cambridge, published here under a Creative Commons License CC-BY-NC-ND.
Web page available at: https://data.fitzmuseum.cam.ac.uk/id/object/37563 Accessed: 2024-11-29 18:07:50
[6] Illustrated Monographs, Biographical and Critical, on the Great Craftsmen and Workers of Ancient and Modern Times, EDITED BY G. C. WILLIAMSON, LITT.D. | "The pavement masters of Siena : 1369-1562"
[7] Sibillen | KRO-NCRV | www.kro-ncrv.nl
[8] Kunstontmoetingen | Kunst en muziek in dialoog - Reeks II | Sibylle
[9] Pubblic domain. This work has been identified as being free of known restrictions under copyright law, including all related and neighboring rights.Canonical URL https://creativecommons.org/publicdomain/mark/1.0/ [bron: Museum for Kunst and Gewerbe Hamburg].
|
|
Benvenuto di Giovanni (disegno, attr.), Luigi di Ruggiero e Vito di Marco (esecuzione), Sibilla Frigia, 1483,
Pavimento di mosaico di marmo, navate sinistra, Duomo, Sienaa [(Ed.ne Alinari) P. 1. N.° 9032. SIENA - Cattedrale. La Sibilla Frigia, dettaglio del Pavimento. (L. di Ruggero o Vito di Marco?)] [9]
|
|
|
|