De vloer van de kathedraal van Siena is een van de grootste en meest waardevolle voorbeelden van marmeren inlegwerk in Italië. De mozaïekvloer was een decoratief project dat vele eeuwen in beslag nam, en waar gerenommeerde Siënese kunstenaars aan meewerkten. Het unieke ervan is in de eerste plaats te danken aan de kwaliteit van de gebruikte techniek, namelijk de marmeren commesso.
De sibillen bevinden zich in het rechter- en linker gangpad.
Sibille (vaak gespeld als sibylle) (Grieks Σιβ?λλα, Latijn Sibylla) was in de klassieke oudheid de benaming voor maagdelijke prinsessen die, geïnspireerd door een godheid en daardoor in extase, spontaan en ongevraagd de toekomst voorspelden in Griekse hexameters.
Hun voorstellingen in de mozaïekvloer van de Duomo zijn te vinden langs de zijbeuken, als symbolen van de openbaring van Christus aan de mensheid. Ze zijn afkomstig uit de verschillende landen, zijn onderverdeeld in drie groepen, Ionisch, Italiaans en Oosters), en staan voor de universaliteit van de christelijke boodschap aan[5].
De eerste sibille Delfica bevindt zich voor de rechterdeur van de gevel en is het werk van de steenhouwers Giuliano di Biagio en Vito di Marco (circa 1482), met grote reconstructies in 1866-1869, omdat het erg versleten was vanwege de positie. Het ontwerp wordt door Carli toegeschreven aan Giovanni di Stefano, zoon van Sassetta, of aan Antonio Federighi. Ze is op een ingewikkelde manier gedrapeerd en heeft een statische houding, terwijl ze met haar rechterhand de rol vasthoudt met de inscriptie ipsum tuum cognosce deum, qui dei filius est ('Ken je eigen God, die de Zoon van God is'), een toespeling op de tweede goddelijke natuur. Onder de inscriptie staat een sfinx met open vleugels. Met zijn linkerhand houdt hij een versierde hoorn vast waaruit vlammen komen. Onder haar voeten staat een cartouche met haar naam en het feit dat ze wordt genoemd door Chrysippus.
|