Stefano di Giovanni, sinds de 18e eeuw bekend als il Sassetta, was de belangrijkste kunstenaar in het 15e-eeuwse Siena. De eerste informatie die we over hem hebben komt uit Siena in 1423, waar hij waarschijnlijk een leerling was van Paolo di Giovanni Fei. Zo assimileerde hij, opgeleid tijdens de Sienese overgang aan het begin van het Quattrocento, de toen nieuwe invloeden van de Internationale Gotiek en die van de vroege Florentijnse renaissance.
Zijn eerste gesigneerde werk is het Arte della Lana altaarstuk, (1423-1426) waarvan de bewaarde fragmenten zoals dit Laatste Avondmaal verdeeld zijn over verschillende particuliere en openbare collecties. In opdracht gemaakt in 1423, zijn er slechts enkele panelen over van dit monumentale altaarstuk, die verspreid zijn over verschillende musea, hoewel veel ervan zich in de Pinacoteca Nazionale in Siena bevinden.
De fragmenten die zijn overgebleven laten een schilder zien die zeer nauw verbonden was met de traditie van de Sienese schilderkunst, in het bijzonder die van Pietro en Ambrogio Lorenzetti, maar ook niet ongevoelig was voor de experimenten van de Florentijnse renaissance? Zo zien we in Visione di san Tommaso d'Aquino (Visioen van Sint Thomas van Aquino) uit de Pinacoteca Vaticana, een complexe en unieke articulatie van architecturale ruimtes.
Ook in het Laatste Avondmaal zijn de figuren volumevol en in een precieze symmetrie gerangschikt. Het is een werk waarin de eerste revolutionaire vernieuwingen van de renaissance al zichtbaar zijn, met name het perspectief van de architectuur en het naturalisme van de figuren en landschappen.
Alessandro Bagnoli:
«... come il Sassetta, pur mantenendo un forte legame con la tradizione nella pittura senese, da Simone Martini in poi, riesca a recuperare anche la sostanza delle novità della pittura rinascimentale fiorentina, compresa la definizione della luce che dà con concretezza alle forme e ai volumi”. »
In Marcus en Matteüs staat: “Terwijl zij aten, nam [Jezus] brood en na de zegen te hebben uitgesproken, brak Hij het en gaf het hun, zeggende: ‘Neemt, dit is mijn lichaam’” (Mc 14,22; Mt 26,26).
De plaatsing van deze scène in het midden van de predella benadrukt het bijzondere belang van de Ultima cena binnen de grote polyptiek die volledig gewijd is aan het mysterie van de Eucharistie.
Het tafereel vat op erudiete wijze het verslag van de evangelisten (Matteüs 26:26-30; Marcus 14:17-26; Lucas 22:19-21) en dat van het Evangelie volgens Johannes (13:12-30) samen. Gebouwd rond de figuur van Jezus, die het middelpunt van de compositie vormt, vangt het het meest dramatische moment, onderstreept door het plechtige gebaar van Christus en de verbijstering van de apostelen: de onthulling van het verraad van Judas [...]. [4]”, die precies degene is die zonder aureool afgebeeld wordt.
|