De verzakking van de Kathedraal
Om te beantwoorden aan de idealen en verhoudingen van de renaissance, en de verhoudingen tussen het plein en de naburige gebouwen, werd de voorkant van de kathedraal zo ver naar achteren geplaatst dat de apsis en het transept op de steile helling van de zuidkant van de heuvel werden gebouwd. De keuze van de plaats van de kerk was niet zo gelukkig, zozeer zelfs dat, zodra de bouwwerkzaamheden waren voltooid, de bouwplaats opnieuw moest worden geopend om de eerste restauratiewerkzaamheden uit te voeren, wegens het mogelijke instorten van het transept, de apsis en de pilaren van het hoogaltaar [4].
Van bij de aanvang van de werken bestond ongerustheid over de statische toestand van de kathedraal van Santa Maria Assunta, die door een aardverschuiving in de richting van de vallei dreigde op te schuiven waarbij de absis kon instorten of onherstelbaar beschadigd zou worden.
Deze structurele problemen waren onmiddellijk duidelijk geworden en Pius II zelf vertelde in zijn "Commentaren" hoe 'een scheur in het gebouw verscheen, van de basis tot de top, wat enige twijfels deed rijzen over de stabiliteit van de funderingen';
«una crepa apparsa nell’edificio, dalla base alla cima, fa nascere qualche sospetto sulla saldezza delle fondamenta»[5]
De architect dacht dat de scheur het gevolg was van het krimpen van de kalk tijdens het verhardingsproces en vond dat er niet gevreesd hoefde te worden voor de structuur van het bouwwerk. Er werden grote bogen gebouwd van de ene rots naar de andere waarop de muren van de kathedraal gebouwd werden.
«...furono costruiti dei grandi archi da un blocco roccioso all’altro e sopra di essi si poggiarono i muri … L’architetto pensò che la crepa fosse dovuta al ritirarsi della calce nel processo di indurimento e ritenne che non si dovesse temere per la struttura dell’edificio. Il tempo mostrerà se è vero»[5].
Onder de apsis van de kathedraal van Pienza bevindt zich de oude kerk van San Giovanni. De kerk van San Giovanni is de oorspronkelijke basis van de kathedraal en is nu de crypte van de Duomo. Hier staat ook Rossellino's doopvont.
De ingang van de crypte bevindt zich naast de kerk, aan via Gozzante. Hier is ook de toegang tot het ondergrondse gangenstelsel dat ontstond tijdens de opeenvolgende renovatiewerken aan de Duomo, waarbij de bezoeker de verrassende en tegelijkertijd verontrustende indruk heeft zich in een doelloos labyrint te bevinden.
De beschrijving van de tunnels kan het best worden samengevat in de overweging van Prof. Andrea Barbacci:
«A chi visita le gallerie sotterranee del Duomo, viene spontaneo ricercare i motivi che hanno diretto il costruttore nella distribuzione di esse che, unite alle più recenti, danno, a chi non si è familiarizzato col luogo, la sorprendente e insieme angosciosa impressione di trovarsi in un labirinto».
Alfredo Barbacci is de auteur van talrijke geschriften over restauratie in Italië. Hij speelde een hoofdrol bij talloze ingrepen en restauraties van romaanse kathedralen. Van 1925 tot 1933 was hij in Siena en Pienza, waar hij de restauratie van de concattedrale di Santa Maria Assunta regisseerde.
Een van de belangrijkste door hem gedocumenteerde ingrepen is die van 1503, het jaar waarin de kathedraal ab una parte met ondergang werd bedreigd, in zoverre dat de apsis moest worden verlaagd en gedraaid. Toen er in de ondergrond vlak bij de funderingen, water werd gevonden, werd een put geslagen om het ondergrondse water op te vangen en werden twee grote steunpijlers met onderpijlers gebouwd [4]. Het graven van de put was waarschijnlijk de eerste poging tot inspectie van de ondergrond en zorgde ook voor waterafvoer.
De pozzo del canonico vind je aan de via Gozzante, rechts van de Duomo.
|